Christen Gemeenten van God

[018]

 

 

 

 

Hij roept hen bij name:

een studie van Psalm 23 [018]

(Uitgave 1.1 19940423-19981130)

 

Dit is een studie over Psalm 23.

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

 

E-mail: secretary@ccg.org

 

 (Copyright ã Christian Churches of God 1994, ed. 1998 Wade Cox)

 

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

 

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 


Hij roept hen bij name: Een studie van Psalm 23 [018]

 


Inleiding

 

De Bijbel werd niet geschreven uit het perspectief van de moderne verstedelijkte samenleving. Veel van de bewoordingen en leringen zijn vervat in de taal van het platteland en heeft te maken met niet alledaagse zaken en natuurlijke verschijnselen. De mensen, tot wie het oorspronkelijk gericht was, waren mensen met een agrarische achtergrond, vertrouwd met de natuur en het omliggende land.

 

Maar voor de meesten van ons is dit vandaag de dag niet het geval meer. Wij leven in onze drukke steden, gejacht en ver verwijderd van het eenvoudige leven van de mensen in Palestina twee tot drie duizend jaar geleden. Zelfs zij, die nog een agrarische of plattelands achtergrond hebben, zien de natuurlijke wereld rond hen veel meer door de ogen van de moderne agrarische praktijk, dan door die van de eenvoudige wereld van eeuwen geleden.

 

Zo komt het ook dat wanneer wij de Bijbel bestuderen, veel van de betekenis van hetgeen wij lezen, voor ons verloren gaat, of deels verminkt tot ons komt. Wij kunnen de woorden lezen en dan niet de diepten verstaan van de lessen die deze bevatten, of zelfs de bedoelingen van de bijbelse begrippen volkomen verkeerd toepassen.

 

En dit is heel vaak het geval met Psalm 23. Deze Psalm, De Here is mijn herder, is bij vele mensen een geliefde Psalm, en toch ligt hierin zo’n diepe betekenis, dat de meesten haar niet zien bij het lezen, omdat zij dit lezen zonder kennis over het weiden der kudden in de oude wereld. Het is dan ook het doel van deze studie om iets van de achtergrond te verklaren en de diepere betekenis van deze prachtige psalm voor ons, die nu leven, uit te leggen. Het is mogelijk om deze psalm vanuit verschillende kanten te benaderen. Het duidelijkste is om dit te doen vanuit onze relatie met Christus. Een andere benadering is die om de betekenis ervan te bestuderen voor degenen, die het ambt van herder uitoefenen, in het bijzonder de dienaren. Dit artikel gaat echter over de eerste benadering: onze relatie met Christus.

 

Een Psalm van David

 

Deze Psalm is geschreven door David. David bracht, zoals wij weten, de jaren waarin hij gevormd werd, door als herder. Toen Samuel gezonden werd om een opvolger voor Saul te zalven, ging hij naar het huis van Isaï en werd geïnspireerd om David te zalven, die op dat ogenblik de schapen van zijn vader aan het weiden was (1Samuel 16:11-12). Voor Saul deed David later ook een beroep op zijn ervaring als herder ter ondersteuning van zijn zaak om in staat geacht te worden om te kunnen strijden tegen Goliat (1Samuel 17:32-37, 40). Soms wordt naar David verwezen als de “herder koning” van Israël. In het Millennium zal David, onder Messias, de Goede Herder, opnieuw aangesteld worden als de herder over het volk Israël.

 

En daarom is David ook de meest geschikte om deze Psalm te schrijven. Hij begreep uit zijn eigen ervaringen wat het betekende om herder te zijn, zwervende over de heuvels en vlakten van Palestina, waarbij de kudden van zijn vader aan zijn hoede waren toevertrouwd. Daarom zal het nuttig zijn om ons te verplaatsen in de sandalen van David bij het lezen van deze Psalm, en ook deze Psalm door zijn ogen te lezen - de ogen van iemand die leefde, werkte en sliep tussen de schapen; één die zijn lijf en leden opofferde om hen te behoeden en voor hen te zorgen; iemand die hen voorgegaan is en bij hen geweest is onder alle omstandigheden, goede en slechte.

 

“de HERE is mijn herder”

 

Toen David zijn Psalm opende met deze woorden was dit een uitroep van vertrouwen en vreugde. Hier stelde de herder zichzelf op als één van zijn schapen. Zijn herder was echter geen mens, maar de HERE, of JHVH.

 

Zoals wij nu weten, is JHVH een toegekende titel. JHVH de Allerhoogste, of JHVH der Heerscharen is die ene, die wij God de Vader noemen. Maar de God of Elohim van Israël, die kwam op gezag van JHVH der Heerscharen was de Engel of Boodschapper van JHVH der Heerscharen, namelijk Jezus Christus. Als de Boodschapper of Malek van JHVH der Heerscharen, werd Christus ook aangeduid met JHVH bij zijn tussenkomst bij Israël en de anderen, die God in die tijd geroepen had. (zie het artikel De Engel van JHVH [24]).

 

De Semitische gedachtengang was dat de boodschapper (of malek) van iemand met gezag, ook bij dezelfde naam genoemd werd als van degene die het gezag verleend had. Voor een boodschapper die genoemd werd bij de naam van zijn meerdere, betekende dat hij het gezag van die meerdere droeg.

 

Wanneer wij de verschillende tekstgedeelten bij elkaar plaatsen, wordt het duidelijk dat God, de Vader, de eigenaar is van de kudde mensen, naar wie symbolisch verwezen wordt als schapen. God geeft Zijn kudde over aan degene, die Zijn zoon is, Jezus de Christus. Wij zien dit in verschillende teksten.

 

Johannes 10:29  Wat mijn Vader mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. (NBG)

 

Johannes 17:9-10  Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid ik U, maar voor hen, die Gij mij gegeven hebt, want zij zijn van U, 10 en al het mijne is het Uwe en al het Uwe is het mijne, en ik ben in hen verheerlijkt. (NBG)

 

Zacharia 13:7   Zwaard, waak op tegen mijn herder, tegen de man die mijn metgezel is, luidt het woord van de HERE der Heerscharen; sla die herder, zodat de schapen verstrooid worden; en ik zal mijn hand keren tegen de kleinen. (NBG)

 

God roept schapen in Zijn kudde en geeft dezen dan over aan Christus. Christus wordt op talloze plaatsen onze herder genoemd. Het schijnt dat de eerste verwijzing naar zijn rol als herder gegeven wordt in Genesis 48:15-16.

 

Genesis 48:15-16   15 En hij [Jakob] zegende Jozef en zeide: God [Elohim], voor wiens aangezicht mijn vaderen Abraham en Isaak gewandeld hebben; God [Elohim], die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag; 16 de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen…(NBG)

 

Hier wordt naar Christus verwezen als de Elohim, voor wiens aangezicht Abraham en Isaak wandelden, de Engel der verlossing, en Jakobs herder. De laatste maal dat Christus onze herder genoemd wordt, vinden wij in Openbaring 7:17.

 

Openbaring 7:17   want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. (NBG)

 

Nu wij weten dat Christus onze herder is, mogen wij ook vragen: Hoe is hij als herder? Wat zijn zijn eigenschappen? Wat betekent het om onder zijn hoede en zorg te zijn, om zijn voorwerp van bezorgdheid te zijn? Wij moeten gaan inzien hoe groot onze herder, de Messias, werkelijk is.

 

Ons wordt verteld dat hij het begin der schepping Gods is (Openbaring 3:14), de eerstgeborene der ganse schepping (Kolossenzen 1:15) en dat God alles door hem geschapen heeft (vers 16). Dit betekent dat vanaf de ver verwijderde sterrenstelsels met hun honderden miljoenen sterren tot aan de kleinste bacteriën, alles perfect werkt en overeenkomstig de vastgestelde wetten van orde en eenheid, die Christus alle tot bestaan gebracht heeft door de macht en gezag hem gegeven door zijn God en Vader. Hij is de leidsman ten leven (Handelingen 3:15). Vergeleken met het onmetelijke heelal zijn wij slechts stofdeeltjes, en in de korte tijd van ons leven als een damp (Jesaja 40:15; Jakobus 4:14), en toch heeft de Messias van God ons gekozen als het voorwerp van zijn tedere zorg en genegenheid. Hij vraagt ons om onszelf te zien als zijn schapen, en hem als onze herder.

 

Omdat hij onze schepper is, zijn wij verplicht om onszelf als zijn wettig eigendom te beschouwen, gewoon omdat hij ons tot bestaan heeft gebracht op aanwijzing van zijn Vader. Niemand kan ons beter begrijpen en heeft de mogelijkheden daartoe dan Christus. Wij behoren hem toe, omdat God ons heeft gekozen en ons aan hem gegeven. En ook omdat zijn Vader en hij tezamen bewust gekozen hebben om ons te scheppen als het voorwerp van hun genegenheid.

 

Het is dan ook ironisch dat zoveel mensen het eigendomsrecht van Christus op ons leven loochenen, zelfs al is hij onze schepper. Maar wij behoren hem ook op een andere wijze toe. Op bevel van zijn Vader is hij gekomen en heeft hij zijn leven afgelegd voor ons - om ons los te kopen, om ons te verlossen van Satan en zonde (1Korintiërs 6:20; Openbaring 14:4). Omdat hij dit gedaan heeft, is hij volkomen gerechtigd om te zeggen:

 

Johannes 10:11   11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor de schapen; (NBG)

 

“Voor zichzelf zorgen” is er bij de schapen natuurlijk niet bij, zoals sommigen zouden denken. Zij hebben meer dan enig ander soort vee eindeloos veel aandacht en pietluttige zorg nodig (Phillip Keller A Shepherd Looks at Psalm 23, Harper Paperbacks, 1990, blz. 7). Schapen en mensen hebben veel met elkaar gemeen. Wij hebben net als schapen de vervelende eigenschap van een massa instinct of kuddegeest. Wij hebben onze angsten en schuchterheden. Wij zijn koppig en stompzinnig. Ondanks deze ongewenste karaktereigenschappen, ontvangt Christus ons toch, koopt ons, maakt ons zich ten eigendom en verheugt zich om voor ons te zorgen. Het feit dat hij zich erin verheugt om voor ons te zorgen is voor ons een derde zeer sterke reden, die wij net als David, behoren te erkennen, dat wij zijn eigendom zijn. Hij is de Goede Herder - hij legt zich voortdurend voor ons af, komt altijd voor ons tussenbeide en is altijd aan het werk om er zeker van te zijn, dat wij voordeel van zijn zorg hebben.

 

Psalm 23 is werkelijk een Psalm over de ijverige herder, en dat is Christus werkelijk. Christus zal zich nooit pijn of moeite sparen in zijn zorg voor het welzijn en verbetering van u en mij. Er is iets bijzonders om deze herder toe te behoren. Hij zal ons nooit verwaarlozen of ons aan ons lot over laten.

 

In de oudheid zou de herder een speciaal merkteken op het ene of andere oor van zijn schapen maken, waar de uitdrukking oormerken vandaan komt. En zo is het ook met Christus als onze herder - wij hebben een merkteken van God op ons, zowel in de Sabbat als het Pascha - maar ook hebben wij een merkteken in de wijze waarop wij ons dagelijks leven leiden.

 

Lukas 9:23  Hij zeide tot allen: Indien iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge mij. (NBG)

 

Het merkteken, dat ons aanwijst als Christus’ schapen, ligt in onszelf verloochenen en hem volgen. Het is interessant dat er zovelen zijn, die zeggen dat Christus hun herder is, maar hem in werkelijkheid loochenen, omdat zij niet de wil doen van zijn Vader in de hemelen (Matteüs 7:21). Zij verloochenen zichzelf door  Christus niet te volgen.

 

Daarom moeten wij onszelf afvragen:

 

·      Erken ik werkelijk dat Christus mijn herder is?

·      Erken ik zijn eigendomsrechten op mij?

·      Draag ik werkelijk het merkteken van de herder in mijn leven?

·      Zie ik mijn doel en ben ik uiterst tevreden omdat ik onder zijn leiding ben?

·      Vind ik volledige vervulling in deze regeling?

 

Wanneer dit zo is, dan kunnen wij, met oprechte dankbaarheid en blijdschap, net als David gedaan heeft, trots uitroepen: De Here is mijn herder!

 

“Mij ontbreekt niets”

 

Dit is een stoutmoedige positieve en trotse uitspraak. Wij moeten ons echter afvragen waarop David doelde. Het is normaal om te spreken van het rijke, gezonde en voorspoedige evangelie. Wanneer God u werkelijk zegent, zult u een goede gezondheid ervaren, materiële zegeningen en voorspoed. Omdat deze dingen gelijkwaardig zijn, zal het volgen van Gods wetten en de bijbelse natuurlijk bijdragen tot een gelukkig leven met een minimum aan ziekte en betrekkelijk rustige levensomstandigheden. God garandeert deze dingen echter niet te allen tijde en onder alle omstandigheden.

 

Ons is verdrukking beloofd (Handelingen 14:22) en tegenstand op gezette tijden. Vele Christenen zijn door de eeuwen heen op afschuwelijke wijze vervolgd voor hun getrouwheid aan God. Velen hebben het zonder iets moeten stellen en hebben onder erbarmelijke omstandigheden moeten leven. Politieke omstandigheden en economische veranderingen kunnen in de loop der jaren voor langere tijd verslechteren, en toch duiden deze zaken er niet op dat God deze getrouwe Christenen afwisselend zegent en dan weer Zijn zegen wegneemt. Deze dingen zijn gewoon “deel van de loop der dingen” omdat wij in deze wereld leven, die door Satan geregeerd wordt.

 

David doelde veel meer op de leiding van Christus in de schaapskudde. Christus is de beste herder voor ons leven. De uitdrukking “Mij ontbreekt niets” betekent ik ben volkomen tevreden met zijn leiding in mijn leven. Paulus begreep dit principe ook.

 

Filippenzen 4:11-13  Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen. 12 Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. 13 Ik vermag alle dingen in hem, die mij kracht geeft. (NBG)

 

Voor de Goede Herder is geen moeite te groot om voor ons, zijn schapen, te zorgen. Hij houdt van ons om onzentwil, evenals voor zijn eigen blijdschap in ons. Hij is 24 uur per dag aan het werk om erop toe te zien dat wij in ieder opzicht op de juiste wijze voorzien worden. Voor hem is er geen grotere beloning, dan ons tevreden te zien, goed gevoed, veilig en gedijend onder zijn zorg. Zijn doel is altijd om ons in de eerste opstanding te zien, waarbij wij het ambt vervullen, dat God de Vader voor ons in gedachten heeft.

 

Johannes 14:1-3  Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in mij. 2 In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou ik het u gezegd hebben - want ik ga heen om u plaats te bereiden; 3 en wanneer ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom ik weder en zal u tot mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar ik ben. (NBG)

 

Hij is altijd de onbaatzuchtige herder, altijd waakzaam voor de noden en het welzijn van zijn kudde. En toch zijn er, ondanks deze positieve verzekering van de niet aflatende bezorgdheid van Christus, merkwaardig genoeg nog Christenen die niet tevreden zijn met zijn leiding. Phillip Keller beschrijft in zijn boek A Shepherd Looks at Psalm 23 zo’n schaap dat hij eenmaal in een bepaalde kudde van hem had (blz. 20-22).

 

Kunnen wij, net als David, zeggen: De Here is mijn herder; mij ontbreekt niets, en zijn liefdevolle leiding aanvaarden in ons leven zoals hij en zijn Vader deze als geschikt voor ons vinden?

 

“Hij doet mij nederliggen in grazige weiden”.

 

Het is belangwekkend om van schapen te weten dat, voordat zij kunnen nederliggen in een weide, eerst aan een aantal vereisten moet zijn voldaan:

 

·      Zij moeten vrij zijn van angst

·      Er mag geen wrijving met andere schapen zijn.

·      Zij moeten vrij van parasieten zijn.

·      Zij moeten geen honger hebben.

 

De betekenis van deze vereisten is, dat dit behoeften zijn, waaraan alleen de herder kan voldoen. Alleen de eigenaar of de herder der schapen kunnen de omgeving verschaffen waar de schapen vrij zijn van angst, honger, ergernis en in staat zijn om zich te ontspannen, tevreden te zijn en dus nederliggen.

 

Schapen zijn erg schuwe dieren. Als zij een hond zien of horen blaffen of een ander dier, dan stuiven zij in een bepaalde richting, omdat zij maar één manier van verdediging kennen, en dat is wegrennen. Echter, het zien van hun meester tussen hen, en dit geldt in het bijzonder voor de herders en de kudden in het Midden Oosten, leidt tot zekerheid en tevredenheid. Voor ons als Christenen kunnen wij hetzelfde tevreden gevoel hebben door bij God de Vader te komen en onze lasten en zorgen voor Hem neer te leggen en dan Hem toe te laten om onze herder, Christus, ons leven te laten leiden.

 

1Petrus 5:6-7   Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. 7 Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u. (NBG)

 

Filippenzen 4:7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. (NBG)

 

Het is de angst voor het onbekende dat het grootste gevoel van paniek onder ons veroorzaakt. Wij voelen “vijanden” op ons indringen en onze rust bedreigen. Terwijl sommige mensen de mentaliteit hebben om op te staan en te vechten, is voor velen van ons de eerste reactie om op de vlucht te slaan en voor onze “vijanden” weg te rennen. Wij gebruiken de uitdrukking Ik zou van dat alles wel willen wegvluchten. En juist in dit soort tijden behoren wij onze zorgen bij God te brengen en de aanwezigheid leren van onze herder. Het is net zoals iemand zei: Het is wel erg moeilijk om nog knikkende knieën te hebben, wanneer je op de grond geknield bent. Wij moeten gedachtig blijven wie God over ons leven gesteld heeft, en de macht en het gezag dat deze herder kan uitoefenen.

 

Matteüs 28:18  En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. (NBG)

 

Hij heeft zelfs de macht om ons uit de doden op te wekken.

 

Johannes 5:26-29  Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de zoon gegeven, leven te hebben in zichzelf. 27 En Hij heeft hem de macht gegeven om gericht te houden, omdat hij de zoon des mensen is. 28 Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben tot de opstanding ten oordeel. (NBG)

 

Zoals hierboven vermeldt, gaan schappen niet liggen wanneer er in de kudde spanning is door rivaliteit en onderlinge strijd bij de schapen. Ieder dierengemeenschap heeft een “pikorde” of rangorde in dominantie. Onder schapen wordt dit wel de “stootorde” genoemd. In het algemeen zal een arrogante oude ooi de leiding nemen over een bepaalde groep ooien en lammeren. Zij zal haar dominantie uitoefenen door andere schapen weg te duwen van een deel van de weide waarop zij aan het grazen zijn. Dit gebeuren zal zich voortzetten onder de andere schapen in de groep tot aan de kleinste en jongste der lammeren, totdat zij allemaal hun plaats in de hiërarchie gevonden hebben. Het is fascinerend hoe Ezechiël dit proces beschrijft onder Gods kudde.

 

Ezechiël 34:20-22   Daarom, zo zegt de Here HERE tegen hen: Zie, Ik ga zèlf rechtspreken tussen de vette en de magere schapen; 21 omdat al wat zwak is, met flank en schouder wegdringt en met de horens stoot totdat gij ze naar buiten gedreven hebt, 22 zal Ik mijn schapen verlossen, opdat zij niet langer tot een prooi zijn; Ik zal recht spreken tussen het ene schaap en het andere. (NBG)

 

Dit verschijnsel is bekend in de samenleving, waar mensen duwen en trekken en met de ellebogen werken om de top te bereiken. Er wordt gedrongen voor status en macht en erkenning en vertoon - om vooraan te komen. Treurig genoeg kan dit zelfs binnen de Gemeente gebeuren en is het iets waarop alle Christenen in hun leven bedacht moeten zijn. Christen zijn is niet een zaak van aanzien of positie of zelfs erkenning. Het is een zaak van dienstverlening.

 

Filippenzen 2:3-4 zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, 4 maar ieder (lette) ook op dat van anderen. (NBG)

 

In de Psalm doet de herder de schapen rustig nederliggen. Dit houdt in, dat des te meer wij ons bewust zijn van onze herder, Christus, in ons leven, en wij hem ons leven laten leiden, des te groter onze vrede zal zijn, zowel innerlijk als onder elkaar en met onze mede Christenen. Wij laten de vrede van Christus in ons leven regeren.

 

Kolossenzen 3:15 En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar. (NBG)

 

Een andere factor om een tevreden stemming onder de schapen te brengen, zodat het mogelijk is dat zij nederliggen, is de bestrijding van parasieten door de herder. Schapen kunnen volledig in beslag genomen worden door allerlei soorten vliegen, in het bijzonder de neusvliegen, en teken. Liever dan te gaan liggen staan zij overeind en stampen zij met hun poten, rennen soms rond, en schudden hun kop in een poging om verlichting te vinden. De hedendaagse herder houdt voortdurend zijn kudde in het oog voor tekenen van dergelijk ongedierte en doet zijn schapen dan in een dompelbad en gebruikt al dan niet insektenbestrijdingsmiddelen op de schapen. Hij zorgt er ook voor dat zij een schuilplaats kunnen vinden in struikgewas of bosjes om van deze kwelgeesten af te komen.

 

Wij mensen zeggen ook vaak in ergernis: Ik word werkelijk geplaagd. Er zijn veel kleinigheden en terugkerende ergernissen in ons leven. Bijvoorbeeld:

 

·      Telkens terugkerende ziektes

·      Moeilijkheden met mensen op de plaats waar wij werken.

·      Problemen met de auto.

·      Moeilijkheden met de schoonfamilie of in eigen gezin.

·      Echtgenoten die vitten en alles weer oprakelen.

·      Langdurige werkloosheid.

·      Gebrek aan inkomsten of steeds hogere rekeningen, enzovoorts.

 

Misschien zijn sommige van deze zaken werkelijk grote ergernissen en frustraties, maar niettemin vormen zij deel van de voortdurende irritaties die wij in ons leven ervaren. Is hier een middel tegen? Kunnen wij ondanks deze dingen een plaats van tevredenheid bereiken? Het antwoord voor iemand die Christus als herder heeft is een volmondig “Ja!”. God de Vader is de bron van de Heilige Geest, maar Hij stuurt die naar ons, of geeft deze aan ons door Christus.

 

Johannes 15:26  Wanneer de Trooster komt, die ik u zenden zal van de Vader, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van mij getuigen; (NBG)

 

Johannes 16:7 Doch ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat ik heenga. Want indien ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien ik heenga, zal ik hem tot u zenden. (NBG)

 

Figuurlijk gesproken zouden wij de Geest kunnen vergelijken met olie, met iets dat gebruikt wordt om soepel te maken en te verzachten, en dat genezing brengt van ruwheid en schaafwonden. Het is alsof God een kruik met deze “olie” aan zijn herder geeft, zodat hij die kan gebruiken om ons leven te verzachten. Gods Geest doet dit door in ons verstand te bewerken dat wij Gods waarheid begrijpen - hetgeen de kennis inhoudt, van wat God en Christus doen om te begrijpen wat wij ervaren. Christus kent onze zwakheden en tekortkomingen en de ergernissen die wij ondergaan. Christus heeft als onze herder ook onder ons geleefd als één van de schapen - en hij weet heel goed wat het betekent om mens te zijn (Hebreeën 2:14-18).

 

Wij kunnen vrede hebben met de ergernissen in ons leven wanneer wij werkelijk zien dat onze herder er is, en hij begrijpt ons en dat hij zijn vrede in ons zal overgieten in onze gedachten, als wij aan God vragen om hem dit te laten doen (Johannes 14:27). Wanneer wij vertrouwen hebben en ons ontspannen en Christus ons leven laten leiden, zal hij met deze ergernissen afrekenen, door deze of weg te nemen of ons in staat te stellen om ermee te leven, en ze daarmee te veranderen dat zij niet meer irriteren.

 

Tenslotte zorgt een goede herder ervoor dat de kudde geen honger heeft, en dat wordt bedoeld met hij doet mij nederliggen in grazige weiden. In Palestina, bij Betlehem, waar David leefde en zijn Psalm schreef, is veel van het land droog en dor. Groene weiden zijn  er niet zomaar. Zij zijn werkelijk het gevolg van ijverige inspanningen van de kant van de herder om het land op de juiste wijze te beheren.

 

De herder was verantwoordelijk voor het zuiveren van ruw rotsachtig land, de verwijdering van diepe wortels en tronken, het ploegen van de velden, het planten van speciale graansoorten en groenten, voor de bevloeiing en de bebouwing van de velden, zodat groene oogsten zeker zouden zijn voor zijn schapen om daarop te grazen. Herder zijn hield veel meer in dan alleen maar in de morgen “de schapen leiden” om deze in de avond weer terug te brengen.

 

Deze speciaal bereide weiden waren van het hoogste belang tijdens de tijd van de lammeren. Wanneer de ooien de lammeren voeden, hebben zij veel sappig voedsel nodig om zeker te zijn van voldoende melk, en wanneer de lammeren opgroeien, zijn het de grazige weiden die ervoor zorgen dat zij snel groeien.

 

En hier zien wij ook weer parallellen met Christus als onze herder. Hij werkt ijverig om de weiden van ons leven voor te bereiden, zodat wij voldoende voedsel kunnen vinden om van te leven. Hij werkt om de stenen van ongeloof weg te nemen. Hij geeft ons de middelen waarmee de diepe wortels van bitterheid uitgetrokken en weggeworpen kunnen worden. Hij werkt om de door de zon gedroogde klei van ons trotse hart en leven te breken en er het zaad van het goede gewas van Gods woord te zaaien. Hij geeft dit gewas dan vocht met de regen en de dauw van Gods Geest. Hij zorgt en verzorgt het leven van een ieder van ons, om er zeker van te zijn dat wij overvloediger en rijker worden in Gods dienst. Bij dit alles wenst Christus dat onze belangen het beste gediend zijn.

 

Het is een trieste zaak wanneer Christenen de leiding in hun leven van Christus verwerpen en afdwalen om zich trachten te voeden op de dorre grond van de wereld rondom hen. Er is geen blijvende bevrediging in de dingen die de maatschappij te bieden heeft - haar media, haar vermaak, haar consumptiegericht zijn. De goede groene, grazige weiden van de toepassing van Gods woord in ons leven zijn er voor het oprapen. Christus, onze herder, heeft het bereid met een ieder van ons afzonderlijk in gedachten. Alles wat wij moeten doen is het opeten. En naarmate de tijd verstrijkt zullen wij steeds meer van Gods woord verslinden en niet minder. Wanneer de eerste paar jaar voorbij zijn gaan wij zien dat de druk op de Christenen om hun geloof te verzaken vele malen toeneemt. De draaikolk van de consumptiemaatschappij en de ervaringen van de genoegens en de zaken die de wereld te bieden heeft wordt steeds sterker en niet minder. En wij moeten waakzaam zijn om niet meegezogen te worden door dat te verwaarlozen, wat tot innerlijke vrede en uiteindelijk eeuwig leven leidt.

 

“Hij voert mij aan rustige wateren”

 

Hierbij denken wij dat het hier gaat over rustig kabbelende beken, waarbij de schapen en lammeren rustig langs de oevers liggen.

 

Dit is toch niet zo. Palestina, zoals wij hiervoor al gezien hebben, is droog en dor. Wanneer een herder zijn kudde verweidt van de ene weide naar de andere en van en naar de kooi, dan houdt hij de hele dag één ding in gedachten: Hij moet zijn kudde naar een drinkplaats leiden. De verfrissing van goed water maakt dit tot het meest geliefde uur van de dag. De plaats, waar dit gevonden wordt temidden van de ruwe, waterarme heuvels en vlakten, is de kroon op de niet aflatende zorgzaamheid van de herder. Na de hitte en de stoffige omzwervingen is een drinkplaats erg verfrissend voor de schapen.

 

In de Bijbel worden de verschillende rivieren en beken van het Heilige Land vaak bij name genoemd. Deze rivieren zijn echter nogal ver van elkaar af en lopen door droog land. Veel van de beken heten bij de plaatselijke bevolking wadi’s omdat het in feite slechts ravijnen zijn, die droog staan wanneer de regentijd voorbij is.

 

Job 6:15  Mijn broeders zijn onbetrouwbaar als een beek, als de waterloop van beken die wegvloeien. (NBG)

 

In het gebied waar David herder was, was stromend water een zeldzaamheid. Judea grensde aan het zuidelijke land, dat Negeb heette, hetgeen betekent het droge. Zelfs in andere delen waar stromende wateren waren, vond de herder deze vaak in diepe geulen tussen afgekalfde heuvels met oevers die te gevaarlijk waren voor schapen om af te dalen, of zij stroomden te snel. Schapen zijn schuw en zijn bang voor stromend water, en wel met een goede reden, omdat een sterke stroom hen stroomafwaarts zou meesleuren vanwege hun vacht.

 

De herder moet zoeken naar bronnen en wellen die door de streek verspreid liggen, en af en toe putten. Hij moet een bepaald geluid geven waarop de schapen gaan liggen en stil zijn. Dan zal hij de drinkbakken vullen. Het borrelen van de bron, of het geluid van stromend water, wanneer het bij een rivier was, zou dan niet langer de schapen verschrikken en zij konden dan ongestoord drinken, en dat is de betekenis van de Hebreeuwse term stille wateren.

Wanneer er geen drinkbakken waren, dan moest hij een hoekje bij de stroom afdammen zodat dit zich kon vullen tot een plas rustig water, en vervolgens konden de schapen water drinken dat de herder eigenhandig rustig gemaakt had.

 

En zo is het ook met de Christenen. Christus, onze herder, voorziet in het goede schone heldere zuivere en koele water der dingen van de Geest om onze dorst mee te lessen.

 

Johannes 7:37-39 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus op en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke! 38 Wie in mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. 39 Dit zeide hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in hem kwamen, ontvangen zouden; want de geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. (NBG)

 

“Hij verkwikt mijn ziel”

 

Men zou zich kunnen afvragen, waarom het nodig zou zijn, met Christus als onze herder, dat de herder onze ziel of ons leven verkwikt. Het idee hierachter is dat een schaap, dat afgedwaald is en verdwaald, of op een andere manier van het pad afgeweken, of in problemen gekomen, door de herder gered moet worden. In het Midden Oosten zijn er aan alle kanten gevaren voor schapen. En het schijnt dat schapen nooit leren om deze te vermijden. De herder moet altijd op de uitkijk staan. Het kan ook soms gebeuren dat er privé gronden en soms tuinen of wijngaarden tussen de weide gronden liggen. Wanneer een schaap er in verdwaald raakt en daar wordt gevangen, is  verbeurd verklaard aan de eigenaar van het land.

 

Dus de zin Hij verkwikt mijn ziel heeft de betekenis dat Christus ons terug zal brengen en redden uit dodelijke en verboden plaatsen.

 

Soms kan een schaap op zijn rug liggen en dan niet meer uit zichzelf overeind komen. Wanneer het op de rug ligt, maait het met zijn poten wild in de lucht en probeert weer overeind te komen en op te staan. Vaak gebeurt dit met dikke en schapen of met een dikke vacht. Het vind misschien ene holte of lager plekje om in te liggen en rekt zich uit. Maar door zijn gewicht of vacht verplaatst het zwaartepunt zich plotseling en het schaap rolt om en zijn poten komen niet meer op de grond. Dan raakt het in paniek en begint wild met zijn poten in de lucht te maaien, waardoor de zaak vaak alleen maar erger wordt. Het rolt nog verder om en het wordt onmogelijk om nog weer op zijn poten te komen.

 

Wanneer het schaap daar zo ligt te worstelen, begint het in zijn pens te gisten en door het opzwellen hiervan wordt de bloeddoorstroming naar de andere delen van zijn lichaam, in het bijzonder naar zijn poten, afgekneld. Bij heet, zonnig weer kan het schaap binnen enkele uren doodgaan. In koel regenachtig weer kan dit verschillende dagen duren. In zo’n geval wordt een op zijn rug liggend schaap vaak een prooi voor de verschillende wilde dieren.

 

Ook bij Christenen komt dit wel voor. In een andere Psalm schreef David:

 

Psalm 42:12  Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God. (NBG)

 

Hoe kunnen wij neergebogen raken? Net als schapen kijken wij naar een zachte en prettige plaats om erin te liggen - een plaats van comfort en niet van ontbering, geen noodzaak om vol te houden, geen noodzaak voor zelfdiscipline - een plaats waar wij kunnen denken: “Ik heb het gemaakt.” En wij zien niet de plicht voor verdere verandering en groei en overwinnen. Paulus waarschuwde ons hiervoor en was bedacht op deze houding in ons leven.

 

1Korintiërs 10:11 Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor) ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. (NBG)

 

Filippenzen 3:11-12 [ik] zou mogen komen tot de opstanding der doden. 12 Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. (NBG)

 

Hij verkwikt mijn ziel wijst op een belangrijke kant van de natuur van Christus, onze Goede Herder. Hij gaat op zoek naar ons wanneer wij afgedwaald zijn of in problemen geraakt zijn of terneer geslagen zijn. Veel mensen hebben het idee, dat wanneer een zoon of dochter van God valt of afdwaalt, wanneer hij of zij hulpeloos is, en teleurgesteld of in een geestelijke tweestrijd verkeert, dat God hem of haar verafschuwt en deze Hem teveel geworden is. Dit is gewoon niet zo.

 

De herders van Palestina onderzochten dagelijks hun kudde nauwkeurig. Wanneer er een vermist werd, dan zou de herder dit beseffen en op zoek gaan. Deze gewoonte laat ook duidelijk de reacties van Christus zien als onze herder.

 

Lukas 14:2-7 En de Farizeeën en de schriftgeleerden morden en spraken: Deze ontvangt zondaars en eet met hen. 3 En Hij sprak deze gelijkenis tot hen en zeide: 4 Wie van u, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt? 5 En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders, 6 en thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tot hen: Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. 7 Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. (NBG)

 

Het is interessant dat Christus naar dit optreden van de herder verwijst in het vinden van het ene verloren schaap en het naar huis dragen als een proces van berouw. En vaak is dit het geval. Wanneer wij afdwalen moet Christus ons niet alleen opzoeken, maar ook ons tot berouw en bekering leiden en ons zo thuis brengen. Wanneer de herder het schaap op zijn rug vindt liggen door zijn dikke vacht (wat een beeld is van een houding van zelfgenoegzaamheid), zal hij zodra het thuis gebracht is snel scheren. Dit weerspiegelt ook het proces van bekering, dat vaak nodig is om terug te kunnen keren in de kudde.

 

Het goede nieuws is evenwel dat Christus zozeer bezorgd is om een ieder van ons persoonlijk dat hij ons wil opzoeken en ons met hem en God wil verkwikken. Hiervoor kunnen wij alleen maar grote vreugde hebben.

 

“Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil”

 

In de cultuur van het Midden Oosten worden schapen niet bij elkaar gedreven zoals het met vee gebeurt. Zij worden geleid door een herder. De herder loopt voorop en de schapen volgen hem. Wanneer zij over de weidegronden lopen, moet de herder erg voorzichtig zijn. Sommige paden leiden naar afgronden. Anderen leiden naar plaatsen waar de schapen hun weg terug niet meer kunnen vinden. Een herder moet voorop gaan, zijn schapen in “rechte sporen” leiden.

 

Bovendien moeten schapen van de ene naar de andere weide gebracht worden om te grazen. Schapen zijn gewoontedieren. Wanneer zij aan zichzelf overgelaten worden volgen zij steeds dezelfde sporen totdat deze uitgesleten zijn, grazen zij op dezelfde heuvels totdat zij geworden zijn tot woestenij, en verontreinigen zij hun eigen grond totdat deze verpest is met ongedierte en parasieten. In feite zijn sommige van de beste weidegronden voor schapen verwoest door overbegrazing, slecht beheer en onverschilligheid of onwetendheid van de eigenaars der schapen. Een wijze herder kent zijn verantwoordelijkheid door ervoor te zorgen dat zijn schapen een weide niet overbegrazen, maar verder geleid worden van de ene plaats naar de andere.

 

In dit alles zijn lessen voor ons als Christenen. Ten eerste hebben mensen de neiging om hun eigen paden te volgen, en veroorzaken zelf hun eigen uitgesleten paden, die uiteindelijk leiden tot onvruchtbaar land.

 

Spreuken 14:12  Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood. (NBG)

 

Jesaja 53:6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. (NBG)

 

Christus, als onze Goede Herder, wenst ons te leiden (niet drijven) in dit alles. Hij kent (onder de aanwijzingen en bevelen van zijn Vader) de goede en afwisselende weiden voor ons om ons te goed te doen. Christus zal ons nooit opdrijven maar veeleer tot ons “spreken” door zijn werk met de Heilige Geest, die onze geest opent en stuurt om de Bijbel te begrijpen en wat Gods wil voor ons is - en wij moeten als zijn schapen het “geluid” van zijn stem volgen.

 

Johannes 10:4   Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; (NBG)

 

Maar zoals Christus elders heeft aangeduid betekent dit volgen van hem het dagelijks afleggen van ons leven. (Markus 8:34). Het probleem is dat, menselijk gesproken, wij niet geleid willen worden, dat wij niet willen volgen. Wij willen vrij zijn om onze eigen beslissingen te nemen. Hoewel wij kunnen ontkennen dat wij niet geleid willen worden, is het niettemin een eerste eigenschap van de menselijke natuur, en zelfs van onze eigen natuur. En ongelukkigerwijs brengt dit verlangen ons in de grootste problemen.

 

Om werkelijk Christus als onze HERDER te volgen naar nieuwe weiden, moeten wij verschillende houdingen in ons leven wijzigen en ernaar leven.

 

·      In plaats van mijzelf lief te hebben, ben ik bereid om God het meeste lief te hebben, dan Christus en dan de anderen meer dan mijzelf.

·      In plaats van iemand van een menigte te willen zijn, ben ik bereid om afgezonderd te worden en alleen te staan.

·      In plaats van op mijn rechten te staan, ben ik bereid om hieraan voorbij te zien in het belang van anderen.

·      In plaats van een “top ram” te willen zijn (dat is de eerste of de baas), ben ik bereid om een hekkesluiter te zijn (dat is de laatste of de dienaar)

·      In plaats van verongelijkt te zijn in het leven en altijd maar vragen “Waarom?”, ben ik bereid om te nemen zoals alles komt in een houding van dankbaarheid.

·      In plaats van mijn wil uit te oefenen en door te drijven, leer ik met Christus’ wensen samen te werken en in te stemmen met zijn wil.

·      In plaats van mijn eigen weg te kiezen, ben ik bereid om de weg van Christus te volgen: eenvoudig doen wat hij mij vraagt te doen.

 

(Overgenomen uit Phillip Keller A Shepherd Looks at Psalm 23, Harper Paperbacks, 1990, blz. 68-71).

 

“Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods “ (SV)

 

Sommige paden, die de juiste paden zijn voeren toch langs plaatsen met dodelijk gevaar. De manier waarop dit dal genoemd wordt - dat is het dal der schaduwe des doods - komt meer voor in Palestina. Twee andere dalen zijn bekend als het dal der rovers, en het dal der raven. In Psalm 84:7 wordt het dal van balsemstruiken (NBG) of dal der moerbeziënboomen (SV), of pijnbomendal (Leidse Vert.), of dorre dalen (Luther Vert.), of laagvlakte van de baka struiken (Nwe Wereld Vert.) genoemd.

 

Wat is nu het dal van de schaduw des doods? Dalen worden gevormd door diepe ravijnen met geulen, uitgeslepen in de flanken van de bergketens. Hierdoor leidden de herders hun kudden tijdens de zomermaanden naar hoger gelegen gronden voor het grazen op betere weiden. Zij gaan door de dalen van de bergketens en slingeren zich langzaam omhoog. De helling in de dalen is veel minder steil en daarom gemakkelijker en beter voor de schapen te begaan dan enige andere rechtstreekse beklimming naar de bergtop. Bovendien hebben de dalen hier en daar de beste drinkplaatsen met stromen, bronnen of sprengen. Zij vormen ook meestal de beste plaatsen om te grazen voor het vee. Bovendien zijn zij ook vaak in de schaduw van de bergen en geven daardoor bescherming tegen de directe hitte van de zon.

 

De dalen vormen echter ook vaak het domein van de vele natuurlijke roofdieren - bijvoorbeeld beren, wolven en poema’s. Het kan best in dit soort omgeving geweest zijn dat David met de leeuw en beren vocht om deze van zijn kudde te verjagen (1Samuel 17:34), zodat dit in zijn gedachten was, toen hij Psalm 23 componeerde. Er zullen ook onweersbuien, wolkbreuken, ijzel en sneeuw geweest zijn, aardverschuivingen en lawines - allemaal problemen waar de ijverige herder aandacht aan moet besteden om zijn kudde te beschermen.

 

Voor ons is het dal van de schaduw des doods een beeld van de moeilijke en zware periodes in ons leven - dalen die wij door moeten gaan om op hogere gronden te komen in onze ervaring als Christen. Het feit dat David schreef ik ging door betekent dat het dal van de schaduw des doods niet de dood heeft betekent. Het is iets waar wij doorheen moeten gaan. Het is niets anders dan de ervaring als Christen die ons beloofd is in Handelingen.

 

Handelingen 14:22  om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen te blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan. (NBG)

 

In zulke tijden moeten wij dicht bij onze herder blijven, met vasten en veelvuldig gebed en Bijbelstudie (alle voorgesteld door het rijke voedsel en verse waterstromen in de bergdalen) zodat wij veilig zullen zijn voor roofdieren en andere gevaren. Hoewel Satan altijd zal proberen om ons aan te vallen, ziet hij duidelijk dat wij buitengewoon kwetsbaar zijn gedurende de tijden dat wij in de diepe dalen van ons leven bevinden. Dan zal hij ook de ene aanval na de andere aanval op ons uitvoeren om ons te verslinden en vernietigen. Natuurlijk laat onze Goede Herder dit niet toe, maar dat zal Satan niet doen ophouden met het te trachten, en het betekent ook niet dat wij zelfvoldaan kunnen zijn. Juist in deze tijden moeten wij duidelijker naar de stem van onze herder luisteren dan tevoren en zo in staat zijn om zijn leiding te volgen.

 

“Ik vrees geen kwaad, want gij zijt bij mij”

 

Wanneer schapen door gevaren en ontberingen bedreigd worden, of in moeilijke omstandigheden verkeren, is het de aanwezigheid van de herder dat hen rust verschaft. In het boek The Song of our Syrian Guest (William Knight, The Pilgrim Press, 1911, blz. 9) wordt een herder uit het gebied van Palestina aangehaald die een interessante ervaring meer dan eens had meegemaakt.

 

Soms weet een wolf, ondanks alle zorgen van de herder en zijn honden, in het midden van zijn kudde te komen. De schapen zijn buitengewoon angstig. Zij rennen en springen en maken het onmogelijk om bij de vijand in hun midden te komen, die op dat ogenblik zijn tanden slaat in de hals van een hulpeloos lid van de kudde. Maar de herder is bij hen. Hij weet zelfs dan wat hij doen moet. Hij klimt op een rots of een heuveltje zodat hij gezien en gehoord kan worden. Dan verheft hij zijn stem in een lange roep, als het gehuil van een wolf: ‘Ooh! Ooh!’

 

Wanneer de schapen dit horen denken zij aan hun herder; zij luisteren naar zijn stem; en, merkwaardig om het te vertellen, deze arme schuwe dieren, die hiervoor hulpeloos door de angst waren, rennen opeens met al hun kracht in een vaste massa. De druk is onweerstaanbaar; de wolf wordt overwonnen; vaak wordt hij zelfs doodgedrukt, terwijl de herder daar op een rots staat te roepen ‘Ooh! Ooh!’.

 

Dit is een interessante illustratie van hoe wij de vijand kunnen verslaan. Satan voert aanval na aanval op ons uit, en probeert om alles wat wij doen en alles waarvoor wij staan, verkeerd voor te stellen. Wij moeten veel dichter en hechter bij elkaar staan dan ooit tevoren. Wij moeten alle gevoelens van trots achter ons laten, gevoelens van zelfrechtvaardiging en bevordering van onze eigen wil. Alleen wanneer wij dicht bij elkaar blijven, zullen wij in staat zijn om deze aanvallen en die nog komen zullen af te slaan. Wij moeten ons er van vergewissen dat er geen enkele kink in onze wapenrusting is. Wij moeten naar onze herder zien en die houding aannemen, waarover  hij sprak en die hij leefde tijdens zijn menselijk bestaan hier op aarde.

 

“Uw stok en uw staf vertroosten mij”

 

Een herder in het Midden Oosten draagt twee werktuigen bij zich. Het ene is een stok. Dit is meestal een lange, rechte stok met een knop aan het ene einde. Soms is de knop voorzien van spijkers. De stok wordt als een soort knots gebruikt tegen dieren die de schapen willen roven. De stok werd beschouwd als een verlengstuk van de rechterarm van de herder en in de bijbelse symboliek wordt het gezien als de kracht van de herder, zijn macht en zijn gezag onder alle omstandigheden. De herder vertrouwde op de staf als een beveiliging voor zichzelf en de kudde tegen gevaar. En zo konden de schapen zich ook gerust voelen wanneer zij zagen dat de stok ter verdediging in de handen van de herder was. Voor Christenen is de “stok” van Christus Gods Woord. Toen hij tegen Satan streed in de woestijn, gebruikte Christus het gezag van Gods Woord als zijn verdediging. Voor ons is de Bijbel een duidelijke, gezaghebbende en machtige “stok” waaronder wij ons leven kunnen leiden en wanneer wij naar de principes kijken die ermee verbonden zijn, zullen wij voor veel gevaren van de wereld behoed blijven.

 

Een herder kan ook de stok op een andere manier gebruiken, wat wij kennen als de schapen onder de roede doen doorgaan. In dit geval wordt de stok gebruikt om de schapen te tellen en deze zorgzaam door de herder te onderzoeken. Ezechiël 20:37 verwijst naar deze praktijk.

 

Ezechiël 20:37  Ik zal u onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond. (NBG)

 

“Onder de roede” doorgaan betekent niet alleen onder het gezag van de herder komen maar ook onder een nauwkeurig onderzoek en zorg. Wanneer bijvoorbeeld de schapen van de ene kooi naar de andere gelaten worden, moet ieder schaap bij de herder voorbij komen en de herder zal het tegenhouden met zijn stok, en dan deze stok gebruiken om de vacht op verschillende plaatsen uit elkaar te halen en tenslotte zijn handen over het lichaam van het schaap te laten gaan om te zoeken naar wonden, huidziekten en gebreken. Elk schaap dat doorgelaten wordt, is geteld en de zegswijze dat elk schaap onder de roede doorgegaan is betekent ook dat het een nauwgezet onderzoek van de herder onder grote zorg heeft gehad.

 

Dit leert ons dat Christus ons persoonlijk kent, en dat hij diep bezorgd is voor ons geestelijk welzijn en gezondheid. Voor de “stok” en de “handen” van Christus kunnen wij ook de Bijbel zien, aangezien dit de norm is, waaraan wij getoetst worden om te zien of wij “ziekten”, “wonden” of “gebreken” hebben. Men kan deze niet “onder de wol stoppen” omdat de ogen van Christus alles zien, onze innerlijke houding, bedoelingen en beweegredenen.

 

Psalm 139:23-24 Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; 24 zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg. (NBG)

 

Openbaring 2:23 … en alle Gemeenten zullen inzien, dat ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en ik zal u vergelden, een ieder naar uw werken. (NBG)

 

Het andere werktuig van de herder is de staf. Dit was in het algemeen een rechte stok met een krom eind aan een kant en wordt meestal afgebeeld in de kunst. Terwijl de stok de bescherming en het gezag van de herder vertegenwoordigt, vertegenwoordigt de staf zijn leiding en tedere bezorgdheid voor de schapen. Een herder kon deze staf op verschillende manieren gebruiken:

 

Deze kon gebruikt worden om pasgeboren lammeren op te richten en naar hun moeder te geleiden. Liever dan de lammeren met zijn handen aan te raken en zo te besmetten met de menselijke geur, waardoor de ooi het lam kon verstoten, gebruikte hij het kromeind van de staf om het op te richten en te geleiden.

De staf werd ook door de herder gebruikt om zachtkens een schaap te vangen en naar zich toe te trekken, zodat hij het een nauwkeurig onderzoek kon geven. De staf was in het bijzonder nuttig voor die schuwe en schuchtere schapen die op een afstand van de herder bleven.

De staf werd ook gebruikt om de schapen te begeleiden, niet door te slaan, maar veeleer een zachte druk uit te oefenen tegen de zijde van het schaap, om het langs een bepaald pad te leiden. Soms kon een herder verder lopen met een schaap, terwijl zijn staf het zachtjes aanraakt, zodat zij met elkaar “in contact” waren.

 

Al deze dingen verwijzen naar de werking van de Trooster, de Heilige Geest van God. Door de Geest trekt Christus ons dicht naar zich toe en is hij met ons.

 

Johannes 16:7   7 Doch ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat ik heenga. Want indien ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien ik heenga, zal ik hem tot u zenden. (NBG)

 

De Geest van God, die van God door Christus tot ons uitgaat, is het middel waarmee God en Christus met ons en in ons zijn. Deze is het middel waardoor wij in een intieme verhouding staan met Christus en God. Deze geeft het begrip in onze gedachten zodat wij kunnen weten wat de wil van Christus is en daarom door hem geleid worden.

 

Jesaja 40:11 Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal hij zachtkens leiden. (NBG)

 

“Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen”

 

Op dit punt hebben velen het gevoel dat het beeld van de herder en zijn kudde plotseling plaats maakt voor een feestelijke vergadering of feestmaal. Dit is niet juist. In feite gaat het beeld van de herder en zijn kudde verder. Het woord dis is van het Hebreeuwse shulchan en betekent uitgespreid. Het wordt op verschillende manieren in het Oude Testament gebruikt.

 

Psalm 78:19  En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God eene tafel kunnen toerigten in de woestijn? (SV)

 

Psalm 69:23 Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en hun genoten tot een val. (NBG)

 

Hoewel shulchan kan verwijzen naar een letterlijke tafel, kan het ook verwijzen naar een stuk kleed of mat op de grond uitgespreid, waarop het voedsel gelegd kan worden. In Psalm 69:23 wordt de gedachte gewekt dat Davids vijanden onverhoeds gegrepen werden terwijl zij aan een “tafel” zaten, die uitgespreid was op de grond in het open landschap. Hij hoopte dat zij verstrikt zouden raken door de dingen die voor hen uitgespreid lagen. Dit is de “dis” of “tafel” waaraan gedacht moet worden in het leven van een herder.

 

Elke dag moet een herder goede en veilige foerageplaatsen voor zijn schapen uitzoeken, in het bijzonder wanneer zij door de woestenij trekken. In deze zin “richtte hij een dis voor hen aan”, en in feite is dit een “tafel” in zijn ogen omdat het uitgespreid is op de helling van grazige weiden. Tijdens de tijd dat de schapen aan het grazen zijn, moet de herder zijn bekwaamheid en moed tonen, omdat grazen vaak plaats vindt in de “aanwezigheid” van de vijanden van de schapen. Dit kunnen giftige planten in het gras zijn, of slangen die in holen liggen en de schapen in hun neus kunnen bijten. En natuurlijk zijn er de roofdieren zoals jakhalzen, wolven, hyena’s en zelfs panters.

 

Het beeld verplaatst zich nogmaals naar de ervaringen van de Christenen. Als Christenen moeten wij voorzichtig zijn om zomaar alles te “eten” dat op onze weg komt in leerstelling, houding of ervaring. Velen eten jammer genoeg de gifkruiden van valse leer - zij laten niet de Goede Herder hen naar de dis leiden, die hij voor hen aangericht heeft. De herder roept hen. Maar velen luisteren niet. Op gelijke wijze zijn er velen die zich gedragen als wolven in de kudde. Zij zijn niet geïnteresseerd in het geestelijk welzijn van de schapen, zij willen hen alleen maar “scheren” en van hun opbrengst leven. Het enige antwoord is dicht bij onze herder te blijven, met gebed en studie, en wanneer nodig vasten en ook aan zijn “dis” eten, en hem in staat stellen om ons te verdedigen tegen de roofdieren om ons.

 

“Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven.”

 

Nu komen wij bij de laatste paar tonelen uit een dag van de schapen en hun herder. Zij zijn met de herder buiten aan het grazen geweest en hij heeft hen naar huis gebracht naar de schaapskooi. De schaapskooien in het oosten waren meer omheiningen - misschien gemaakt van stenen muren - met een nauwe ingang of deur. De herder liet hen een voor een toe in de omheining door zijn lichaam als de deur van de schaapskooi te gebruiken. Dit is de betekenis van de woorden die Christus gebruikte als zijnde de deur van de schaapskooi.

 

Johannes 10:7-9 Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. 8 Allen die vóór mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben hen niet gehoord. 9 Ik ben de deur; als iemand door mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. (NBG)

 

Wanneer de schapen weer naar de kooi gingen, hield de herder hen weer met zijn lichaam tegen en gebruikte weer zijn stok om hun vacht op te tillen en ze met zijn handen te onderzoeken - de schapen onder de roede doorgaan zoals hiervoor besproken. Wanneer hij wonden vond of zweren, deed hij olijfolie op de verwonding of zere plek, en wanneer de wond open was teer van de ceder. Soms zou er een schaap zijn dat niet gewond was maar gewoon uitgeput. Voor deze zou hij dan zijn kop en gezicht nemen en deze in olijfolie baden en dan een beker met dubbele handvatten nemen, overvloeiende met water, en deze tot de bek van het uitgeputte schaap brengen om het te drenken.

 

Als gevolg van de uitgelezen zorg en beheer van de herder werden de velden en weiden, waar de schapen graasden, op den duur een zeer produktief en waardevol land. Verschillende onkruiden zouden verdwijnen, en het land zou vruchtbaar worden, vrij van onkruid, en in staat om rijke weiden voort te brengen.

 

Het beeld van deze twee zaken, gezalfd met olie, en heil en goedertierenheid zullen de schapen volgen verwijzen naar Christus’ liefdevolle zorg en bezorgdheid voor ons, en wat het resultaat van deze zorg in ons leven zou moeten zijn.

 

Christus wil ons zalven wanneer wij ontmoedigd zijn en terneergeslagen en ons de frisse wateren van Gods Geest brengen om te drinken. Maar als gevolg hiervan moeten goede dingen in ons leven volgen. Verlaten wij, als Gods schapen, zijn zegeningen en genade? Hier zijn een aantal punten om over na te denken voor hen die schapen van Christus geworden zijn.

 

·      Laat ik een zegen achter mij of ben ik een stuk vergif voor de anderen?

·      Laat ik vrede in het leven achter - of beroering?

·      Laat ik vergiffenis achter - of bitterheid?

·      Laat ik tevredenheid achter - of ruzie?

·      Laat ik “bloemen van vreugde” achter - of ergernis?

·      Laat ik liefde achter - of wrok?

 

De enige werkelijk praktische maatstaf van onze waardering voor de goedheid en genade van God aan een ieder van ons betoond is de mate, waarin wij op onze beurt goedheid en genade aan anderen betonen.

 

“Ik zal in het huis des HEREN verblijven tot in lengte van dagen.”

 

Tenslotte zijn wij bij het einde van de Psalm gekomen. De schapen zijn veilig binnen de schaapskooi gekomen en tevreden in slaap. Deze zin verwijst naar de schapen, die tevreden verblijven in het “huis” van de familie van de herder. De schapen willen nooit rondzwerven of een andere herder toebehoren. Zij zijn thuis bij hun herder en de medeschapen van de kudde.

 

En ook kunnen wij op dit punt vragen zijn wij “thuis” bij Christus en God? Zijn wij gelukkig en tevreden dat wij deel zijn van Gods kudde en dat Christus onze herder is: Zijn wij gelukkig in de Gemeente? Het is treurig, maar sommige Christenen schijnen nooit tevreden te zijn binnen de kudde van Gods mensen. Zij zijn altijd kritisch, oordelend, klagend, en willen altijd de dingen op hun manier hebben. En dan zijn er helaas nog de alleenstaanden, zij die niet bij de overige van de schapen in de zorg van Christus willen zijn.

 

God riep ons om één kudde met één herder te zijn. Hij riep ons niet om verstrooide schapen te zijn, elk zijn eigen weg gaand. Wij hebben elkaar nodig. Wij moeten elkaar ondersteunen en eensgezind onze herder, Christus, volgen, en bidden dat hij ons een gezond verstand wil geven voor het doel en begrip van Gods wil.

 

Nog een laatste betekenis dat het woord huis ook gezien kan worden als aanwezigheid. Dat is wij verblijven in de aanwezigheid van de Here, voor altijd. Dit brengt ons weer naar het begin van de Psalm en het thema dat zich telkens weer herhaalt. Niet alleen is de herder altijd aanwezig, maar de schapen willen ook altijd het volle zicht op hun eigenaar hebben. In het Midden Oosten roepen de herders hun schapen bij name [voorbeeld in The Song of Our Syrian Guest, blz. 48-49]. Dit doet Christus, onze Goede Herder, ook:

 

Johannes 10:3  Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. (NBG)

 

Johannes 10:14   Ik ben de goede herder en ik ken de mijne en de mijne kennen mij. (NBG)

 

En zo zou het ook met ons moeten zijn. Wij zouden ons niet alleen moeten verheugen dat Christus altijd bij ons aanwezig is, wij zouden ook moeten wensen om altijd bij hem gezien te worden en dicht bij hem te zijn. Wij moeten God voortdurend vragen om ons in toenemende mate bewust te maken van zijn aanwezigheid en leren om de stem van Christus te horen bij onze daden, onze gedachten en houdingen. Wanneer wij dat doen, dan zullen wij de vrede en tevredenheid hebben, die alleen God en Christus, die de Goede Herder is, kunnen geven.

 

q