Christen Gemeenten van God

[106b]

 

 

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve [106b]

(Uitgave 1.0)

De grote betekenis van het beweegoffer van de eerstelingsgarve - dat gebracht werd op de zondag - volgende op de avond van de opstanding van Messias wordt uitgelegd in het verband met zijn komst en wederkomst. Het verband tussen de offers en de betekenis der eerstelingen, wordt verklaard. De oudtestamentische offers laten zien, wat Christus volbracht heeft door zijn hemelvaart en wederkomst op die avond, en de betekenis ervan wordt uitgelegd.

 

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1995, 1996, 1997 Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve [106b]

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve moet gevierd worden om de volle betekenis te begrijpen van het offer van Christus, en de macht die hem gegeven werd door zijn opstanding uit de doden. Het beweegoffer van de eerstelingsgarve is een oude inzetting van Israël binnen de Torah. De verordening wordt gevonden in Leviticus 23:9-14 en ook in Exodus 29:24-25 en andere teksten. Het wordt slecht door de geleerden begrepen en door velen genegeerd (zo ontbreekt het in Schurers index van De geschiedenis van het Joodse volk ten tijde van Jezus Christus [The History of the Jewish People in the Age of Jesus Christ]). Het offer is een verplichte inzetting die samenhangt met het Feest van het Pascha en regelt zowel het vaststellen van het Pinksteren als het eten van de nieuwe oogst (Leviticus 23:9-14). Om het in de huidige betekenis te plaatsen, moeten wij kijken naar de betekenis ten tijde van de dood van Christus.

Het teken van Jona moest in al zijn fasen voltooid worden. Het enige teken dat aan de bediening van Christus gegeven werd, was het teken van Jona. Christus zei dat van Jona drie dagen en drie nachten in de buik van zeemonster was en dat dit het teken was dat hij in zijn bediening drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zou zijn (als het zeemonster). Dat was het enige teken dat aan zijn bediening gegeven werd. Het teken van Jona was echter veel meer dan alleen die drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster. Het teken van Jona hield ook verband met zijn bediening voor Nineve, wat drie dagen van prediking was (of iets minder dan drie dagen) tegen Nineve, en 40 dagen voor berouw. Nineve bekeerde zich. Juda werd ongeveer drie jaar oproep tot bekering gegeven in de bediening onder Johannes de Doper en de Messias, en vervolgens 40 jaar om zich te bekeren. Nineve bekeerde zich, maar Juda niet. De gehele Tempel, en alles wat daarmee verbonden was werd weggenomen. De bediening van Jezus Christus moest plaats vinden in de tijd en het verband zoals ook gebeurd is. Deze volgde op het begin van de bediening van Johannes de Doper, in het vijftiende jaar van Tiberius, wat blijkt te zijn vanaf oktober 27 CE. Het jaar begint met de burgerlijke kalender in de maand oktober in het oosten (zie commentaar in het artikel Tijd van de kruisiging en de opstanding [159]). Dat is het eerste ogenblik dat aangemerkt kan worden als het begin van de bediening van Johannes de Doper. Hij begon in Palestina te dopen, terwijl hij het volk opriep tot berouw en bekering. Christus werd op zijn vroegst ergens in februari 28 CE gedoopt, ongeveer 50 dagen eerder dan het Pascha volgens berekeningen uit de evangeliën. Na het Pascha van 28 CE vertelt de evangelist Johannes, dat Jezus en zijn discipelen buiten Jeruzalem doopten, en Johannes en zijn discipelen doopten ook te Enon bij Salim (Johannes 3:23). Wij weten dat Christus niet met zijn bediening begon totdat Johannes de Doper gevangen gezet was (Matteüs 4:17). Daarom begon Christus op zijn vroegst zijn bediening enige tijd na het Pascha van 28 CE. De synoptische evangeliën zijn niet duidelijk over de duur van de bediening van Christus, maar Johannes is duidelijker en noemt drie Pascha’s. Voor een kruisiging in 31 CE weten wij dat er vier Pascha’s geweest moeten zijn, namelijk 28, 29, 30 en 31 CE. Het vermelden van de dubbele Sabbat (en sabbatw| deuteroprwtw) in Lukas 6:1 wordt door sommigen gezien als een ander Pascha, wat het al dan niet hoeft zijn (zie ook het artikel Tijd van de kruisiging en de opstanding [159]). Volgens Johannes, die slechts drie Pascha’s vermeldt, moet de kruisiging hebben plaatsgevonden in 30 CE gegeven het aantal Pascha’s en de duur van zijn bediening. Zijn bediening kon niet eerder begonnen zijn dan volgend op het Pascha van 28 CE, gegeven het tijdsbestek van de bediening van Johannes de Doper in oktober van het jaar 27 CE in het vijftiende jaar van Tiberius. Het kon niet eerder geweest zijn dan oktober 27 CE. De betekenis van het begin van de bediening van Johannes de Doper in oktober van het jaar 27 CE in het vijftiende jaar van Tiberius was, dat dit een Jubeljaar was, en het blazen van het Jubeljaar gebeurde in oktober 27 CE. Het Jubeljaar werd geblazen om de verlossing van Israël door de Messias aan te kondigen.

Messias begon, naar het oudtestamentische voorbeeld van het herstel onder Josia, te prediken voor het herstel van Israël volgend op de afkondiging van het Jubeljaar. Josia’s hervorming begon in het eerste jaar, het jaar van de terugkeer, na het Jubeljaar. Dezelfde volgorde gebeurde bij Christus, en vervolgens in het tweede Jubeljaar van de slotreeks. De bediening van Christus was korter dan drie jaar, uitlopende in het Pascha van 30 CE (of 31 CE volgens sommige foutieve berekeningen), die begon op een woensdag. Het Bijbelse Pascha van 14 Nisan valt op een woensdag, zodat de drie dagen en drie dagen volledig gehouden konden worden, en Christus drie dagen en drie nachten in het binnenste van het graf zou zijn. Hij stond op uit het graf op zaterdagavond, tegen zonsondergang, en hij bracht de hele nacht in of bij het graf door, in afwachting van de volgende uiterst belangrijke gebeurtenis.

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve schijnt bewogen te zijn om negen uur op de zondagochtend tijdens het Pascha Feest. Het algemene beweegoffer werd gebracht door de aanbidder en gedaan samen met de priester (Exodus 29:24-25). Het hedendaagse Judaïsme doet dit niet meer. Pinksteren werd toen vanaf deze dag geteld. Deze (de Sadduceese) positie is aangehouden tot de verwoesting van de Tempel in 70 CE (zie F. F. Bruce, art. Calendar, The Illustrated Bible Dictionary, ed. by J. D. Douglas and N. Hillyer, IVP, 1980, Vol. 1, p. 225). Na de verstrooiing, werd het Farizeese standpunt de algemeen aanvaarde praktijk, en het geschilpunt is opgetekend in de Mishna (Hag. 2:4). In de verstrooiing werd het beweegoffer gezien als bewogen op de eerste Heilige Dag van de Ongezuurde Broden, en daardoor moest het Pinksteren altijd op een vaste datum vallen, namelijk 6 Sivan. Deze praktijk werd niet gevolgd tijdens de dagen van het priesterschap van de Tempel tot aan 70 CE, en daarom ook niet ten tijde van Christus.

Het is misschien belangrijk op te merken dat het woord Sjibboleth in het Hebreeuws zowel betekent stromend water (zie Jesaja 27:12; Psalm 69:2, 15) als ook korenaar (Genesis 41:5-7, 22-24, 27 e.v.; Ruth 2:2; Job 24:24; Jesaja 17:5) of bundel twijgen (Zacharia 4:12). De Gileadieten spraken het waarschijnlijk uit als Schibboleth (zie ISBE, art. Shibboleth, Vol. 4, p. 478). Christus was zowel het stromende water als de eersteling van de graanoogst. Het woord in Leviticus 23 is echter gebaseerd op omer wat betekend een klein hoopje (van gemaaid graan).

Wij vinden het moment van het beweegoffer van de eerstelingsgarve in Leviticus 23.

Leviticus 23:9-14 9 En de HERE sprak tot Mozes: 10 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen, 11 en hij zal de garve voor het aangezicht des HEREN bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen. 12 Gij zult op de dag waarop gij de garve beweegt, een gaaf eenjarig schaap de HERE ten brandoffer bereiden, 13 met als bijbehorend spijsoffer twee tienden fijn meel, met olie aangemaakt, ten vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE, en als bijbehorend plengoffer een vierde hin wijn. 14 Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. (NBG)

Dit is een belangrijk punt. Vanaf dit offer mag de nieuwe oogst van brood en koren gegeten worden tijdens het Feest van de Ongezuurde Broden. Vanaf het beweegoffer in de morgen (gedacht om negen uur) van de van de eerstelingsgarve, mag brood gegeten worden of koren geroosterd of groene korenaren verkregen uit de nieuwe oogst. Men zou uit deze tekst kunnen afleiden dat er helemaal geen brood, zelfs geen ongezuurd brood sinds 15 Nisan gegeten mocht worden. De rabbinale uitleg is dat het brood van de nieuwe oogst was (Abraham ibn Ezra Soncino). Deze uitleg is toereikend doordat het manna ophield na het Pascha in Kanaän toen de opbrengst van het nieuwe land gegeten werd (Jozua 5:11). Dus het onderscheid dat gemaakt werd tussen het oude en nieuwe graan door ibn Ezra is juist. Het nieuwe graan en opbrengst kan niet eerder gegeten worden dan nadat het beweegoffer van de eerstelingsgarve gebracht is na de Sabbat. Het beweegoffer van de eerstelingsgarve wordt gebracht na de wekelijkse Sabbat (of Shabbat) en niet de Shabbatown van de Heilige Dag. De methode om weken te tellen voor duidelijk zeven wekelijkse Sabbatten, maakt het onmogelijk voor dit offer, en daarom ook het Feest van Pinksteren, op enige andere dag dan de eerste dag van de week, of zondag, te vallen, zowel met het Pascha als met Pinksteren.

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve is de eerste van de eerstelingen, vergezeld van andere offers, letterlijk een spijsoffer van brood en wijn. Het gaaf eenjarig schaap was natuurlijk het lam Christus.

Het offer van het eenjarig schaap en het beweegoffer van de eerstelingsgarve stelden Christus voor als de eersteling, opgaande naar de hemel naar zijn Vader. Vergelijk het tekstgedeelte over Maria van Magdala. In Johannes 20:1, 14-18 vinden wij dat Christus die nacht gewacht had. Hij was opgewekt en wachtte om op te varen naar de Vader, wat op de zondagmorgen plaats vond. De opstanding vond helemaal niet plaats op de zondagmorgen. Deze vond plaats op de zaterdagavond, en Christus wachtte tot de zondagmorgen, gereed om op te varen naar de hemel.

Johannes 20:1 1 En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. (NBG)

Dus in de eerste uren van de ochtend, toen het nog donker was, dat is vóór het eerste licht op zondagmorgen, kwam Maria van Magdala naar het graf en zag dat Christus reeds opgewekt was. Het zelfde begrip wordt in Lukas gevonden.

Lukas 24:1 1 maar op de eerste dag der week gingen zij reeds vroeg in de morgenstond met de specerijen, die zij gereedgemaakt hadden, naar het graf. (NBG)

De woorden hier zijn de diepste ochtendschemering (:orqroj baqewj). De bewoording van de eerste dag van de week is de dag van zaterdag zonsondergang tot zondag zonsondergang.’’’’’’’’’’’’’’’. Markus 16:2 toont dat het net zonsopgang was. Jezus was reeds opgestaan. Daarvoor had zijn opstanding plaats gevonden op de zaterdag tegen de avond, gezien het tijdsbestek en de beperkingen rond de data van Pascha in 30 CE.

Johannes 20:15-17 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen. 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Rabboeni, dat wil zeggen: Meester! 17 Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. (NBG)

De betekenis is hier dat hij wachtte op zijn hemelvaart. Hij mocht niet verontreinigd worden door aanraking van iemand van vlees en bloed. Hij wachtte om dit offer te vervullen. Hij ging bewogen worden als de eerstelingsgarve, zodat hij zijn plaats in de hemel kon opnemen als onze hogepriester. Om dat te doen, moest hij, zoals wij weten uit Hebreeën, een bloedoffer brengen om het Heilige der heiligen binnen te gaan. Het bloedoffer was hij zelf, en hij werd hier gezonden voor dat doel.

De symboliek hier was gewoon dat God een leider van Zijn volk wilde hebben, die bereid was om zichzelf op te offeren voor het welzijn van zijn eigen volk. Satan was niet bereid dat te doen. Satan had een totaal andere benadering en andere mentaliteit, die niet Gods weg was. Satans benadering was heel eenvoudig die ene van eerst ikke, de rest kan stikke. God wilde ons door voorbeeld laten zien dat zelfopoffering, jezelf wegcijferen voor het leven van je broeder het voorbeeld was voor ons allemaal. De eerste van ons, de leider van ons, moest ons laten zien wat verlangd werd. Het is geen toeval dat iedere discipel, behalve Johannes als martelaar gedood werd. Het was geen toeval. Zij bewezen, op dezelfde manier als hun Meester had laten zien, hun liefde voor alle broeders om te proberen de tegenstander en de machten van deze wereld te overwinnen, en toonden ons allemaal welk voorbeeld wij voor de wereld zouden moeten zijn. Dat was een machtig voorbeeld. De werkelijke kracht ervan ligt in de wetenschap dat God een plan heeft, die de hele fysieke schepping omvat. Het is niet alleen de geestelijke wereld waarmee afgerekend wordt. Het is de fysieke wereld en de geestelijke wereld die in opstand gekomen zijn tegen het plan van de schepping en een aantal fouten gemaakt en een aantal problemen binnen de schepping veroorzaakt hebben, die het offer van Christus verlangden en een strijd. Het hele begrip van de beweegoffers ligt verankerd in de andere offers. Christus vervulde met dit offer ook een aantal andere offers, die alle te maken hebben met de beweegoffers.

Wij zullen sommige van die offers en de bijbehorende symboliek bekijken. Het is te veel om het hele begrip van de verschillende offers in dit artikel uitgebreid te behandelen. Wij zullen u een korte uitleg van sommige van de offers geven. Zoals wij gezien hebben, moest Christus opgewekt worden op de morgen van de eerste dag van de week volgende op de wekelijkse Sabbat, omdat hij het beweegoffer van de eerstelingsgarve was, wat de eersteling was van alle oogsten van Exodus 29:24-27.

Exodus 29:24-27 24 Gij zult alles op de handen van Aäron en op die van zijn zonen leggen en gij zult dat bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht des HEREN. 25 Daarna zult gij het van hen aannemen en op het altaar op het brandoffer in rook doen opgaan tot een liefelijke reuk voor het aangezicht des HEREN; het is een vuuroffer voor de HERE. 26 Vervolgens zult gij de borst van de ram ter inwijding voor Aäron nemen en die bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht des HEREN, en zij zal u ten deel vallen. 27 Zo zult gij de beweegborst heiligen en de hefschenkel, die bewogen en geheven zijn van de ram der inwijding, die zowel voor Aäron als voor zijn zonen is. (NBG)

Het offer hier was voor de wijding van het Aäronitische priesterschap. Christus moest een nieuw priesterschap wijden: dat naar de ordening van Melchisedek. Exodus 29:29-30 laat zien dat het eerste van de beweegoffers was om het priesterschap binnen de kinderen Israëls in te wijden als deel van hun vredeoffers. De inwijding was voor de klederen van de priester volgens Exodus 29:29-30 zodat zij dienst konden doen in het heiligdom. Christus heiligde dus de klederen van de uitverkorenen door het beweegoffer zodat zij als priesters, geheiligd en bekleed, het heiligdom mochten binnengaan. De klederen voor het priesterschap aan het einde en de uitverkorenen worden genoemd in Ezechiël 44:17 e.v.; Zacharia 3:5; Matteüs 22:11-12; Openbaring 3:4, 18; 6:11; 7:9, 13; 16:15.

Leviticus 7 vanaf vers 1 behandelt de wet op het schuldoffer. Het schuldoffer is een offer voor het priesterschap.

Leviticus 7:5-7 5 De priester zal dit op het altaar in rook doen opgaan als een vuuroffer voor de HERE; het is een schuldoffer. 6 Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de priesters, zullen het eten; op een heilige plaats zal het gegeten worden; het is allerheiligst. 7 Wat voor het schuldoffer geldt, geldt ook voor het zondoffer; een zelfde wet geldt daarvoor: het zal zijn voor de priester die daardoor verzoening doet. (NBG)

Dit schuldoffer werd ook vervuld in Christus, zodat iedere man, iedereen van het priesterschap, de gehele stam Levi, iedere priester, gewijd werd aan de Here. Christus heiligde iedereen van de uitverkorenen; ieder mens uitgezocht en in het geloof gebracht, als priester. De mannen van Israël waren allen gewijd tot priester voor het Pascha offer, dat algemeen was. Er werd slechts één Paschalam aan de hogepriester te Jeruzalem getoond. De heiliging van het algemene deel van het volk als priesters is een voorafschaduwing van de uitbreiding van het priesterschap met de uitverkorenen in de Gemeente vanaf het Pascha offer en de vestiging van de Gemeente met Pinksteren, bepaald door het garfoffer. De offers en offergaven hebben dus een bijzondere betekenis.

Wij werden door Christus als schuldoffer gewijd door zijn dood. De betekenis gaat over in het vredeoffer vanaf vers 11 in dit hoofdstuk tot vers 20, 25 door de beweegborst en de hefschenkel. Deze offers, de vredeoffers, werden ook door Christus vervuld, zodat wij vrede zouden hebben en hij de profetieën in Jesaja kon vervullen als Vredevorst. Hij werd het vredeoffer. Hij offerde zichzelf voor vrede, en maakte het offer van het vredeoffer overbodig. Wanneer u zegt dat Christus alle offers vervulde, vervulde hij deze niet zomaar door zijn bestaan. Zijn offer vervulde een aspect van de offers, die tijdens zijn leven moesten weerspiegeld worden.

Elk van deze offers vormt een volledig onderwerp voor een afzonderlijk artikel of een hele serie, om te laten zien, wat Christus werkelijk door zijn dood vervulde. Dat onderwerp moet nog uitgewerkt worden. Om de offers te begrijpen, moet begrepen worden welk aspect van Christus’ natuur elk van deze elementen vervulde, en ons met God verzoende. In deze en door deze offers werden wij verzoend met God.

Leviticus 7:29-31 29 Spreek tot de Israëlieten: Hij die de HERE zijn vredeoffer offert, moet de HERE een deel van zijn vredeoffer als offergave brengen. 30 Eigenhandig zal hij de vuuroffers des HEREN brengen; het vet met de borst zal hij brengen, de borst, om die als beweegoffer te bewegen voor het aangezicht des HEREN. 31 En de priester zal het vet in rook doen opgaan op het altaar, maar de borst zal voor Aäron en zijn zonen zijn. (NBG)

De betekenis van de wijding van het priesterschap uit de offers van de kinderen Israëls, zoals eerst opgetekend in Exodus 29, wordt voortgezet. De wijding en het voeden van het priesterschap wordt naar voren gebracht uit de offers die gebracht werden als vredeoffers en beelden daarom Messias uit.

Leviticus 7:32-34 32 De rechterschenkel zult gij als een heffing van uw vredeoffers aan de priester geven. 33 Diegene van de zonen van Aäron, die het bloed van het vredeoffer en het vet offert, hem zal de rechterschenkel ten deel vallen. 24 Want de beweegborst en de hefschenkel neem Ik van de Israëlieten van hun vredeoffers en geef die aan de priester Aäron, en aan zijn zonen, als een altoosdurende inzetting voor de Israëlieten. (NBG)

Het wordt begrepen dat Messias Toen Messias voor de eerste maal kwam als de Messias van Aäron werd dit begrepen. De Dode Zee Rollen bevestigen het inzicht dat Messias van twee komsten moest zijn (zie G. Vermes Dead Sea Scrolls in English, re. Damascus Rule VII en het fragment uit Grot IV). Messias verzoende al deze offers en verzoende ons als priesterschap. Hij wijdde ons als priesterschap door deze offers. Deze tekst bevestigt die van Exodus 29.

Leviticus 8:27-29 27 en legde dat alles op de handen van Aäron en van zijn zonen en bewoog dat als een beweegoffer voor het aangezicht des HEREN. 28 Daarna nam Mozes het van hen over en deed het op het altaar op het brandoffer in rook opgaan; het was een wijdingsoffer tot een liefelijke reuk; een vuuroffer was het voor de HERE. 29 En Mozes nam de borst en bewoog die als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN; van de ram ter inwijding viel die Mozes ten deel, zoals de HERE Mozes geboden had. (NBG)

Wij spreken over een samenhangend verband van offers. Er is een ander aspect van het beweegoffer, dat het priesterschap en de profeten wijdt.

Leviticus 9:21 21 En de borststukken en de rechterbovenschenkel bewoog Aäron als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN, zoals Mozes geboden had. (NBG)

Dit laat de voorzetting zien van de betekenis van de verzoening van het priesterschap.

Leviticus 10:14-15 14 De beweegborst en de hefschenkel zult gij op een reine plaats eten, gij met uw zonen en dochters; want dat is het deel van de vredeoffers der Israëlieten, dat aan u en uw kinderen gegeven is. 15 De hefschenkel en de beweegborst zullen zij brengen bij de vuuroffers van de vetstukken, om die als een beweegoffer te bewegen voor het aangezicht des HEREN. En het zal voor u en uw kinderen tot een altoosdurende inzetting zijn, zoals de HERE geboden heeft. (NBG)

Uit deze betekenis van het beweegoffer werd het priesterschap een rechtmatig deel gegeven, dat is het deel van het beweegoffer. Dat deel breidt zich ook uit met de uitverkorenen, en het laat een verzoening van ons zien met Christus, als deel van het beweegoffer.

Leviticus 14:12-20 12 De priester zal het ene schaap nemen en het tot een schuldoffer offeren met het log olie, en hij zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN. 13 Hij zal het schaap slachten op de plaats, waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats, want evenals het zondoffer komt ook het schuldoffer de priester toe; het is allerheiligst. 14 De priester zal een deel van het bloed van het schuldoffer nemen en dit strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen. 15 En de priester zal een deel van het log olie nemen en op zijn eigen linkerhand gieten; 16 de priester zal zijn rechtervinger dopen in de olie die in zijn linkerhand is, en van die olie met zijn vinger zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des HEREN. 17 Van de rest van de olie die in zijn hand is, zal de priester iets strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen, boven op het bloed van het schuldoffer. 18 En wat van de olie in zijn hand is overgebleven, zal de priester doen op het hoofd van hem die gereinigd moet worden; zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEREN. 19 En de priester zal het zondoffer bereiden en verzoening doen over hem die gereinigd moet worden van zijn onreinheid, en daarna zal hij het brandoffer slachten. 20 De priester zal het brandoffer en het spijsoffer op het altaar offeren. En de priester zal verzoening over hem doen, en hij zal rein zijn. (NBG)

De tekst vertelt in een notedop wat het offer van Jezus Christus allemaal betekende. Dit offer werd gebracht om te reinigen, door bloed, de afzonderlijke mensen in Israël en het was de rol van het priesterschap om door dit offer ieder afzonderlijk persoon te reinigen. Christus vervulde dit offer met zijn eigen bloed (en het bloed is het leven in het vlees), en reinigde ons eenmaal voor altijd. Christus’ bloed was symbolisch op zijn oor door de kroon en op zijn duim en teen door de nagels van het kruis. Uit dit beeld werd aan de uitverkorenen de macht van priesters gegeven om voor Israël te bemiddelen. Wanneer wij zeggen dat Christus voor ons verzoening gedaan heeft, is dit de vorm en de vervulling van het offer en de ordening die hij verzoend heeft.

Leviticus 14:21-24 21 Maar indien hij arm is en zijn vermogen niet toereikend is, dan zal hij nemen een schaap als schuldoffer, tot een beweegoffer, om verzoening over hem te doen, met een tiende efa fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer, en een log olie. 22 Ook twee tortelduiven of twee jonge duiven, naar dat zijn vermogen toereikend is, en de ene zal zondoffer en de andere brandoffer zijn. 23 Hij zal ze tot zijn reiniging op de achtste dag tot de priester brengen, bij de ingang van de tent der samenkomst voor het aangezicht des HEREN. 24 De priester zal het schaap voor het schuldoffer nemen en het log olie, en de priester zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN. (NBG)

Wij zijn geen van allen in staat om de prijs te betalen. Hier is een voorziening voor de armen die zich de offers niet konden veroorloven. Niemand kan zich het offer veroorloven, dus Christus betaalde. Christus stelde zichzelf als het offer dat vereist was volgens Leviticus 14:21 e.v. Hij werd het Lam en reinigde ons, of wij nu arm of rijk zijn, omdat niemand zich dat zoenoffer kon veroorloven. Dat is ook de reden waarom de heffing op Verzoendag geen offergave is. Het is een belasting. Het is een belediging om op Verzoendag een offergave te houden. Niemand kan de Tempel Gods binnengaan of de Tent of Tabernakel der Samenkomst, en meer of minder dan enig ander mens op de Verzoendag geven. Het is een belediging ten opzichte van God, en in het bijzonder tegen de wet van de Torah. Wij hebben deze wet in het verleden vele malen gebroken door deel te nemen aan een offergave voor God. Het is verboden. Christus heeft die heffing voor ons betaald en Christus zal als Messias die ordening weer invoeren. Wij persoonlijk kunnen geen verzoenheffing betalen. Christus geeft die voor ons betaald, en hij vervulde die heffing in ons.

Leviticus 23:11-14 11 en hij zal de garve voor het aangezicht des HEREN bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen. 12 Gij zult op de dag waarop gij de garve beweegt, een gaaf eenjarig schaap de HERE ten brandoffer bereiden, 13 met als bijbehorend spijsoffer twee tienden fijn meel, met olie aangemaakt, ten vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE, en als bijbehorend plengoffer een vierde hin wijn. 14 Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. (NBG)

 

Het beweegoffer

Het beweegoffer van de eerstelingsgarve was met groene gerstearen dat voor Israël geofferd werd. De maand Abib betekent groene aren. Het werd in Jeruzalem geofferd, maar werd noodzakelijkerwijs niet in Jeruzalem geoogst. De gersteoogst was in het zuiden een drie weken eerder, in de kustvlakte en op de Trans-Jordaanse hoogvlakte. De normale oogst is wit als oogst en dan volledig rijp. Deze is verschillend van de eerstelingsgarve. Bovendien werd het beweegoffer van de eerstelingsgarve met de offers ook ergens anders gebracht. Het Pascha werd gedurende de Tempelperiode gehouden in Elefantine in Egypte vanaf de eerste Tempelperiode tot aan de verwoesting in 410 BCE door Vidaranag de Egyptenaar van de vesting te Knub. Deze Tempel zette de offers voort over de hele periode dat de Tempel in Jeruzalem verwoest was en in puin lag. De Tempel werd in Egypte herbouwd door de Joodse Hogepriester Onias IV op uitnodiging van Ptolemeüs Filometor vanaf ongeveer 160 BCE en was in gebruik tot de sluiting in opdracht van Vespasianus in 71 CE. Deze Tempel was in Leontopolis in het gebied van Heliopolis of de stad van de zon zoals voorzegd door Jesaja (Jesaja 19:18-19; De Septuagint noemt dit de stad van Asedek = ‘asedek van het Hebreeuwse ha-zedek). Hier scheen het licht in Gosen tijdens de oorspronkelijke Exodus, en hierheen nam Jozef Messias als kind, opdat de profetieën van Jesaja en Hosea in vervulling konden gaan. De vijf steden genoemd in Jesaja 19:18 zijn waarschijnlijk Leontopolis en Heliopolis (door deze te tellen als afzonderlijke steden), Dafne, Migdol en Memfis (zie Companion Bible, opmerking bij vers 18). Jesaja 19:18 vermeldt dat een van deze steden de stad der rechtvaardigheid of ha-zedek genoemd zal worden, hetgeen in de Septuagint gewoon onvertaald is gebleven. Dit was omdat Christus daarheen kon gaan en vandaar naar Israël geroepen worden. Om dit niet met Jeruzalem te verwarren, dat ook deze naam droeg (Jesaja 1:26), werd deze veranderd om cheres te lezen, wat in het Chaldees de zon betekent en in het Grieks is dit Heliopolis. De Statenvertaling en de NBG vertalen dit met de stad der verwoesting, hetgeen onjuist is, maar de Leidse geeft het weer met de Gerechte stad. Het systeem van offers in Egypte was kenmerkend en beeldend. De stad was rechtvaardig omdat het de Messias onderdak zou verschaffen. Het offer van Messias werd uitgebreid naar de Egyptenaren, en dientengevolge was het heil ook voor de heidenen. Deze betekenis van het beweegoffer is nooit begrepen. Het beweegoffer van de eerstelingsgarve was de eersteling van de oogst van geheel Israël, zelfs onder de heidenen. Het was dus logischerwijze niet beperkt tot Jeruzalem. De wens om het offer tot Jeruzalem te beperken komt voort uit een verdraaiing van de inzetting van de tienden en de ordening die gevonden werd in de late tweede Tempel periode, waarbij getracht werd om de tienden naar Jeruzalem te centraliseren.

Deze zelfde dwaalpraktijk wordt ook gevonden in de late twintigste eeuw onder de Gemeenten van God in Amerika. Er is geen bijbelse grondslag voor deze praktijk (zie het artikel Tienden [161]).

Dit beweegoffer is het begin voor het aftellen naar Pinksteren. Op deze dag begint u met het aftellen.

Leviticus 23:15-17 15 Dan zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn; 16 tot de dag na de zevende sabbat zult gij tellen, vijftig dagen; dan zult gij een nieuw spijsoffer de HERE brengen. 17 Uit uw woonplaatsen zult gij twee beweegbroden meebrengen; uit twee tienden efa fijn meel zullen zij bereid worden, gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor de HERE. (NBG)

Deze twee broden zijn gezuurd. Zuurdesem wordt vaak onjuist als zonde gezien. Deze vijftig dagen volgende op deze zondag na de wekelijkse Sabbat, die het Pinksterfeest vormt, toont de ordening van het Jubeljaar voor de mens aan. De vijftig dagen vertegenwoordigen de vijftig jaar van de ontwikkeling van de heilige Geest in de mens. Dit offer toont ook het afdalen van de Heilige Geest in de uitverkorenen. Wij ontvangen dan de Heilige Geest als volk in kracht op het eerste Pinksteren. Het zuurdesem was de Heilige Geest. Dat vervulde de symboliek van de gezuurde spijsoffers.

Leviticus 23:18 18 Bij het brood zult gij zeven gave eenjarige schapen offeren en een jonge stier en twee rammen; zij zullen een brandoffer voor de HERE zijn, met de bijbehorende spijsoffers en plengoffers, een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE. (NBG)

Het beeld van de zeven schapen is die van de zeven Gemeenten van God. Het beeld van de stier is de stier die geofferd werd als de centrale leider van ons volk, en de twee rammen beelden de twee getuigen uit. Dit is ook een beeld van de twee kandelaren in de Tempel, die leiden tot de wederkomst van de Messias. Er zijn er tien in dit verband.

Leviticus 23:19-20 19 Dan zult gij een geitebok ten zondoffer, en twee eenjarige schapen ten vredeoffer bereiden. 20 En de priester zal ze bewegen, bij het brood der eerstelingen, als beweegoffer voor het aangezicht des HEREN bij de twee schapen: zij zullen de HERE heilig zijn, zij zijn voor de priester. (NBG)

Het verband tussen deze beweegoffers, gaande tot in het Pinksteren, heeft dan ook een voortdurende betekenis. Dit verband tussen de offers was ingesteld om uit te beelden wat met ons zou gebeuren. Geen van de aantallen van de offers is zonder betekenis. Alles in de offers geeft weer wat God met ons gaat doen. Daarom zijn er zeven schapen, die de zeven Gemeenten uitbeelden, die de stier zouden volgen en ook samen zouden zijn met de twee rammen. Dit alles beeldt de gebeurtenissen uit vanaf Pinksteren tot aan de wederkomst van Messias, en het werk dat wij te doen hebben met het verzoenen van de planeet met God. Wij moeten een werk doen, om de heidenen in hun vollen getale binnen te leiden en hen de betekenissen te leren van de Godsspraken - de geheimenissen Gods. Wij zijn de rentmeesters van de geheimenissen Gods, en wat ook twee van ons mogen doen en binden, is gebonden in de hemel.

Matteüs 18:18-20 18 Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel. 19 Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. 20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. (NBG)

Het is niet gewoon een ambt van de oudsten van de Gemeente. Mensen kunnen dit bestuderen in hun eigen recht. Gezag is gedelegeerd en de delegatie gebeurt tweemaal. Het is niet alleen toen Christus tegen Petrus en de discipelen zei: ik zal u de sleutels geven van de hemel en wat u op aarde bindt, is gebonden in de hemel enz. Het gebeurt ook elders zoals wij zien en wat twee van ons binden is gebonden in de hemel. Dus twee van ons kunnen een Gemeente vormen en dus kunnen wij niet de bijeenkomst met elkaar of elkaar verzaken. De structuur laat ons voortgaan door deze offers, door deze symbolische fasen tot de komst van Messias aan het einde van deze tijd. Vanwege de problemen die wij onder ogen moeten zien, en vanwege de vervolgingen die wij verwachten kunnen, moeten wij in staat zijn om ons voortdurend opnieuw te organiseren. Deze mogelijkheid is ons gegeven opdat wij de profetieën van deze offers zouden kunnen vervullen. Deze offers zijn op zich ook profetieën.

Numeri 5:25 is een andere betekenis van een beweegoffer, dat te maken heeft met het spijsoffer der jaloersheid.

Numeri 5:25 25 Dan zal de priester het spijsoffer der jaloersheid van de hand der vrouw nemen, en dit, na het voor het aangezicht des HEREN bewogen te hebben, naar het altaar brengen, (NBG)

Het offer der jaloersheid was een beweegoffer om de vrouw met haar man te verzoenen (Numeri 5:12-31). Het beweegoffer van verzoening van de jaloersheid was om de uitverkorenen van de naties met haar man te verzoenen. De vrouw is beschuldigd van overspel (Numeri 5:21). Zo is ook Israël vervloekt voor overspel. Messias verzoende Israël en de Heerscharen met God door zijn beweegoffer. De beeld is de verzoening van een overspelig volk met een naijverige God.

Numeri 6:13-27 13 Dit nu is de wet aangaande de nazireeër. Wanneer de tijd van zijn nazireeërschap ten einde is, dan zal men hem naar de ingang van de tent der samenkomst brengen, 14 en hij zal zijn offergave de HERE aanbieden: een gaaf eenjarig schaap als brandoffer en een gave, eenjarige ooi als zondoffer en een gave ram als vredeoffer, 15 met een korf ongezuurde broden van fijn meel, koeken aangemaakt met olie, en dunne ongezuurde broden bestreken met olie, met het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers. 16 En de priester zal het voor het aangezicht des HEREN brengen en zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden; 17 de ram zal hij toebereiden als vredeoffer aan de HERE, met de korf ongezuurde broden; ook zal de priester het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer bereiden. 18 Dan zal de nazireeër voor de ingang van de tent der samenkomst het hoofdhaar van zijn nazireeërschap afscheren en dat hoofdhaar van zijn nazireeërschap nemen en het in het vuur onder het vredeoffer werpen. 19 De priester zal de schouder van de ram nemen, nadat deze gekookt is, en een ongezuurde koek uit de korf, met een ongezuurde dunne koek, en deze leggen op de handpalmen van de nazireeër, nadat deze zich het haar van zijn nazireeërschap heeft afgeschoren; 20 vervolgens zal de priester deze voor het aangezicht des HEREN bewegen als een beweegoffer; het zal een heiligheid voor de priester zijn, met de beweegborst en de hefschenkel. Eerst daarna zal de nazireeër wijn mogen drinken. 21 Dit is de wet aangaande de nazireeër. Hetgeen hij als offergave de HERE belooft op grond van zijn nazireeërschap, behalve datgene waartoe hij in staat is, overeenkomstig zijn gelofte die hij belooft, aldus zal hij doen overeenkomstig de wet op zijn nazireeërschap. 22 De HERE nu sprak tot Mozes: 23 Spreek tot Aäron en zijn zonen: Zo zult gij de Israëlieten zegenen: 24 De HERE zegene u en behoede u; 25 de HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; 26 de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. 27 Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen. (NBG)

Het is geen toeval dat de Here zijn aangezicht zou doen lichten op het volk hier genoemd wordt, volgende op de geloften van de nazireeër en het beweegoffer voor de verzoening van de nazireeër. Het doel van de geloften van de nazireeër was om te verzoenen en geestelijk dichter bij God te komen, omdat de wet op zich u niet met God kan verzoenen. Het dichtste dat men bij God kon komen onder het Oude Testament was in de geloften van de nazireeër. De poging werd dan gedaan door het hoofd te scheren, geen wijn te gebruiken, en door zichzelf ritueel rein te maken om zo nader te komen als mogelijk is binnen een fysieke wet. Johannes was een nazireeër om de overdracht van dit proces naar een Messiaanse aan te tonen. Christus was geen Nazireeër. Hij knipte zijn haar, zoals de wet verlangt, en hij dronk gefermenteerde wijn (zie het artikel Wijn in de Bijbel [188]] Hij werd door de Heilige Geest apart gezet.

Men moest zichzelf apart zetten en het hele doel was om nader tot God te komen. Simson werd als nazireeër apart gezet vanaf zijn geboorte opdat de Heilige Geest in al zijn aspecten aangetoond kon worden in Simson tijdens diens leven. (zie het artikel Simson en de Richteren [073]). Dat zal de kracht en het gevolg van de werking van de Heilige Geest aantonen. Wat hij als nazireeër deed is wat wij verrichten zonder door de geloften van nazireeër te gaan. Wij hoeven geen nazireeër te zijn, omdat in het beweegoffer, Christus ons als nazireeërs verzoende tot het punt waar wij van het brood kunnen eten en van de wijn drinken van Jezus Christus. De reden waarom de nazireeër letterlijk zich onthield van wijn was omdat hij niet de Heilige Geest had, en in een eerste stadium verzoend werd om ons te tonen dat zij niet zonder Christus verzoend konden worden en dat de Heilige Geest niet op zich in de nazireeër aanwezig was. Het naast dat zij konden komen was deze rituele reiniging. Toch konden zij niet van de Heilige Geest krijgen, zelfs door de geloften van de nazireeër, tenzij God aan sommigen, zoals Simson, dit voorrecht verleende. Christus verzoende ons zodat wij de Heilige Geest konden krijgen, gesymboliseerd in de wijn, en wij konden deel worden van het lichaam van Christus, gesymboliseerd door het brood, zonder ons hoofd te moeten scheren, of apart zetten en deelnemen aan de rituele beweegoffers. Door Christus’ offer verzoende hij ons als nazireeërs met God. De gelofte van een nazireeër is niet langer van toepassing op ons. Het is zonder betekenis voor ons omdat het in feite onze stand verkleint en niet vergroot. Wij zijn voor God voor eens en altijd nazireeërs. En dat alles was gedaan in Christus.

Daarom doet de Here zijn aangezicht over ons lichten, en de naam van God is op ons geplaatst, als deel van de kinderen van Israël. Dat is de betekenis van de tekst in Numeri 6:27. De naam van onze God is op ons geplaatst - op ons voorhoofd en op onze rechterhand.

Numeri 18:8-10 8 En de HERE sprak tot Aäron: Zie, Ik zelf geef u de verzorging van mijn heffingen; wat al de heilige gaven der Israëlieten betreft, die geef Ik u en uw zonen tot een gewijd deel, tot een altoosdurende inzetting. 9 Van de allerheiligste gaven, voorzover zij niet verbrand worden, zal dit voor u zijn: al hun offergaven, zowel met betrekking tot al hun spijsoffers als al hun zondoffers en al hun schuldoffers, die zij Mij vergelden; de allerheiligste gaven, die zullen voor u en uw zonen zijn. 10 Als iets, dat allerheiligst is, zult gij het eten; al wat van het mannelijk geslacht is, zal het eten, het zal u iets heiligs zijn. (NBG)

De hefoffers en al de geheiligde zaken van de kinderen van Israël waren geplaatst binnen het priesterschap. Dat werd overgebracht toen het Heilige der Heiligen ingesteld werd als de levende stenen van de uitverkorenen. Toen de Tempel verwijderd werd, werd het gezag van het priesterschap verwijderd en de ordening van Melchisedek verving de ordening van Aäron. Al deze zaken werden overgedragen aan ons. Wij werden priesters van God door Jezus Christus.

Numeri 18:11-18 11 Dit komt u toe als heffing van al de beweegoffers die de Israëlieten geven; die geef ik u en uw zonen en uw dochters met u tot een altoosdurende inzetting; al wie in uw gezin rein is, zal het eten. 12 Al het beste van de olie en al het beste van most en koren, het eerste daarvan, dat zij de HERE geven, geef Ik u. 13 De eerstelingen van alles wat op hun land is, die zij de HERE brengen, zullen voor u zijn; al wie in uw gezin rein is, zal het eten. 14 Alles, waarop in Israël de ban ligt, zal voor u zijn. 15 Alles, wat het eerst uit de moederschoot voortkomt van al wat leeft, hetgeen zij de HERE aanbieden, zowel van mensen als van dieren, zal voor u zijn; alleen zult gij de eerstgeborenen der mensen loskopen, ook zult gij de eerstgeborenen van de onreine dieren loskopen. 16 Wat zijn losprijs aangaat, gij zult hen, zodra zij een maand oud zijn, loskopen volgens uw schatting tegen een bedrag van vijf sikkels naar de heilige sikkel; deze bedraagt twintig gera. 17 Echter zult gij de eerstgeborenen van een rund, schaap of geit niet loskopen; zij zijn iets heiligs, hun bloed zult gij op het altaar sprengen en hun vet doen roken als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE; 18 maar hun vlees zal voor u zijn; evenals de beweegborst en de rechterschenkel zal het voor u zijn. (NBG)

Dit verband spreekt over alles dat rein is in Israël, en de eerstgeborenen zijn rein. Deze offers en offergaven zijn symbolisch. De wijn en de plengoffers zijn de uitverkorenen. Alleen zij die in het lichaam van Christus gedoopt zijn, zijn rein in de betekenis van de offers en offergaven. Wat dit vooraf al uitbeeldde was het begrip van rein zijn in Israël, van aanvaardbaar voor God zijn. Al deze offeranden krijgen het begrip van beweegoffer voor de Heer, zodat zij voor het aangezicht van God komen en in de ordening opgenomen worden. Christus begon deze opeenvolging van beweegoffers, deze eerstelingsgarve op deze zondag, een reeks van offers, de een na de ander, alle tot de tijden der heidenen vervuld zijn, en alle 144.000 in Israël geteld zijn en alle van het getal der uitverkorenen uit de volkeren genomen zijn. De aarde kan geen schade toegebracht worden totdat de laatste van ons is geteld, gedoopt, verlost en bewogen voor de Heer. Wanneer de laatste van ons genomen is uit de volkeren, dan zal het einde komen.

In Openbaring zegt de engel brengt geen schade toe aan de aarde, voordat wij de knechten van onze God verzegeld hebben (Openbaring 7:3). Christus was de eersteling, gesymboliseerd door zijn dienst en het beweegoffer op zondag. Door die daad, zette hij een reeks gebeurtenissen in beweging, die uiteindelijk een leger van priesters zou voortbrengen. Deze zou hen apart zetten en hen aan God wijden. Het zou ons voorbereiden voor het millennium. Dat is de betekenis van deze dienst, en hier begint, wat geen toeval is, het aftellen naar Pinksteren, en Pinksteren is een beeld van de verlossing van de uitverkorenen van de eerste opstanding.

q