Christen Gemeenten van God

[214]

 

 

 

 

Azazel en verzoening [214]

(Uitgave 1.0)

De betekenis van elk van de twee bokken op Grote Verzoendag wordt vaak door elkaar gehaald, terwijl de naam Azazel vaak verkeerd wordt uitgelegd of weergegeven. Al in het oude Israël ontstond er een uitvoerige uitleg over de symboliek hiervan, en deze is te vinden in de geschriften uit die verschillende tijdperioden. De symboliek wordt hier bestudeerd in haar betekenis voor de Messias en de eindtijd.

 

 

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1997 Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

Azazel en verzoening [214]

Voorschriften voor Grote Verzoendag

In Leviticus 16:1-34 staan de voorschriften voor de offers van de Verzoendag. Hieronder zijn twee bokken, waarover het lot geworpen wordt, om te bepalen welke bok voor het offer en welke bok voor het wegdragen van de zonden is.

Leviticus 16:1-34 1 Na de dood van de beide zonen van Aäron, die gestorven waren, toen zij voor het aangezicht des HEREN waren genaderd, sprak de HERE tot Mozes. 2 De HERE nu zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde kome in het heiligdom binnen het voorhangsel voor het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterve; want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel. 3 Slechts op deze wijze zal Aäron het heiligdom binnengaan: met een jonge stier ten zondoffer en een ram ten brandoffer. 4 Het heilige linnen onderkleed zal hij aantrekken en een linnen broek zal over zijn vlees zijn en met een linnen gordel zal hij zich omgorden en een linnen tulband zal hij zich ombinden; dit zijn heilige klederen, die hij zal aantrekken, nadat hij zijn lichaam in water gebaad heeft. 5 En van de vergadering der Israëlieten zal hij twee geitebokken ten zondoffer en één ram ten brandoffer nemen. 6 Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis. 7 Hij zal de twee bokken nemen en ze voor het aangezicht des HEREN stellen bij de ingang van de tent der samenkomst, 8 en Aäron zal over de beide bokken het lot werpen; één lot voor de HERE, en één lot voor Azazel. 9 Dan zal Aäron de bok waarop het lot voor de HERE gevallen is, brengen en hem ten zondoffer bereiden. 10 Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des HEREN stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden. 11 Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis; hij zal de stier van zijn eigen zondoffer slachten. 12 En hij zal een pan vol gloeiende kolen van het altaar voor het aangezicht des HEREN nemen en zijn handen vullen met fijngestoten welriekend reukwerk en dat alles brengen binnen het voorhangsel. 13 Dan zal hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht des HEREN, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel dat op de getuigenis ligt, bedekt, opdat hij niet sterve. 14 Dan zal hij een deel van het bloed van de stier nemen en dat met zijn vinger sprenkelen op het verzoendeksel, aan de voorzijde; en vóór het verzoendeksel zal hij zevenmaal dat bloed met zijn vinger sprenkelen. 15 Dan zal hij de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel sprenkelen. 16 Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden der Israëlieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden. 17 Geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, wanneer hij daar binnengaat om verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt en verzoening gedaan heeft voor zichzelf, voor zijn huis en voor de gehele gemeente Israëls. 18 Dan zal hij naar buiten gaan naar het altaar, dat voor het aangezicht des HEREN staat, en daarover verzoening doen; hij zal van het bloed van de stier en van het bloed van de bok nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken. 19 Dan zal hij daarop met zijn vinger zevenmaal van het bloed sprenkelen en het reinigen en heiligen van de onreinheden der Israëlieten. 20 Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, 21 en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. 22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrij laten. 23 Daarna zal Aäron naar de tent der samenkomst komen en de linnen klederen uittrekken, die hij aangetrokken had, toen hij het heiligdom binnenging, en zal ze daar laten liggen. 24 Hij zal zijn lichaam in water baden op een heilige plaats en zijn gewone klederen aantrekken; dan naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk bereiden en verzoening doen voor zich en voor het volk. 25 En het vet van het zondoffer zal hij op het altaar in rook doen opgaan. 26 Hij nu, die de bok voor Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. 27 En de stier van het zondoffer en de bok van het zondoffer, waarvan het bloed gebracht werd om verzoening te doen in het heiligdom, zal men buiten de legerplaats brengen en hun huid, hun vlees en hun mest met vuur verbranden. 28 Wie dat verbrandt, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen.

29 Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende maand op de tiende der maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, zomin de geboren Israëliet als de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. 30 Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des HEREN. 31 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting. 32 En de verzoening zal de priester doen, die men gezalfd heeft, om in zijns vaders plaats het priesterambt te bekleden; hij zal de linnen klederen, de heilige klederen, aantrekken; 33 het heilige der heiligen zal hij verzoenen, ook de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen, en over de priesters en het ganse volk der gemeente zal hij verzoening doen. 34 En dit zal u een altoosdurende inzetting zijn, ten einde verzoening te doen over de Israëlieten om al hun zonden, eenmaal in het jaar. En hij deed, zoals de HERE Mozes bevolen had. (NBG)

Het houden van de Verzoendag is een gebod en wij zien uit Leviticus 23:26-32 dat de dag duurt van avond tot avond.

Leviticus 23:26-32 26 En de HERE sprak tot Mozes: 27 Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de HERE een vuuroffer brengen. 28 Op die dag zult gij generlei arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de HERE, uw God. 29 Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. 30 Ieder die enige arbeid verricht op die dag, zal Ik verdelgen uit het midden van zijn volk. 31 Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. 32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren. (NBG)

Er kan dus geen enkel soort werk op deze dag gedaan worden en zij die ongehoorzaam zijn, worden afgesneden van het volk en van God.

Volgorde van handelingen

De priesters moeten gewijd worden en er is een reeks voorgeschreven handelingen met betrekking tot het brengen van de offers. Wij hebben elders gezien dat een rode vaars geofferd werd als zondoffer (zie Messias en de rode vaars [216]). Hier is het een stier.

De eerste gebeurtenis die in de tekst van Leviticus genoemd wordt, is dat twee zonen van Aäron stierven, omdat zij aanmatigend waren. Deze daad vindt een parallel in de hemelen, waarbij twee wezens in opstand kwamen en een derde der Heerscharen meesleepten. De belangrijkste van deze wezens was Satan, de Rossige Draak van de Heerscharen ( Openbaring 12:3-17) die de god van deze wereld is (2Korinthiërs 4:4). De Hebreeën begrepen dat er nog een andere met een hoge rang erbij betrokken was. Zijn naam is niet belangrijk. Het boek Henoch schijnt echter deze aanvoerder Semyaza te noemen. Deze symboliek blijkt in de hele oude wereld weerspiegeld te worden in de wezens met het hoofd van een mens en met het hoofd van een leeuw. Zij worden als cherubim in de Hebreeuwse teksten beschreven (zie Ezechiël 41:19). Zij verschijnen als de Aeonen in de mysterie culten (zie D. Ulansey The Origins of the Mithraic Mysteries, Oxford, 1989). Het begrip is niettemin gelijkwaardig, maar van verschillende standpunten bekeken. Het Hebreeuwse systeem schijnt hun nieuwe standplaats weer te geven vanuit de tempel van Ezechiël. Deze periode is blijkbaar Messiaans - dus zij moeten waarschijnlijk gezien worden als de vervangers van de gevallen wezens.

Azazel

In de Judaïsche denkwereld wordt Azazel gezien als de engel van de gevallen Heerscharen, die wij gelijkstellen met Satan. Azazel is lid van de gevallen Heerscharen, die wij beschreven zien in het boek Henoch. Het traditionele standpunt is dat er twee wezens zijn, zoals ook aangeduid wordt in de twee bokken, die hier in Leviticus 16 genoemd worden - één van deze wezens wordt gezien als Jahovah en de tweede als Azazel. De rabbinale commentaren zien hem als één der gevallen Heerscharen.

Het lot werd geworpen over de bokken. Elk lot was gegraveerd - één voor Jahovah en één voor Azazel (Rashi, Soncino, Leviticus 16:8)

Het commentaar van Soncino op Leviticus 16:8 laat zien dat het woord Azazel door het Judaïsme gezien wordt met de betekenis van een sterke of machtige el. (‘Azaz SHD 5811 wordt gezien als afgeleid van SHD 5810 met de betekenis: hard maken, onbeschaamd zijn, de overhand krijgen, het ego versterken, vandaar sterk zijn. Dit is niet als Messiaans te beschouwen). Rashi zegt dat het een steile rots weergeeft. Ibn Ezra legt uit dat het een rots bij de berg Sinai was, waarvan de bok afgegooid werd. De praktijk om de bok van de rots te gooien is een latere variatie op het thema, maar geen deel van het bijbelse gebod is. Het was ongetwijfeld bedoeld om te voorkómen dat de bok terug zou keren en zo ook de zonden Israël opnieuw doen bezoeken. Het is echter tegen de verordening in de Bijbel en staat lijnrecht tegenover het begrip van de genade van God.

Nachmanides haalt uit Pirke de Rabbi Eliezer aan dat de engel Sammael, aan wie macht toegekend was over alle volken behalve Israël, klaagde bij God, die hem gezegd had dat hij macht over Israël zou krijgen op de Grote Verzoendag, indien zij zondigden. De tweede bok wordt door het Judaïsme gezien als die aan Sammael [Azazel of de god van deze wereld] omdat hij niet in het heiligdom gebracht werd, maar vrij gelaten in de woestijn. Dit is veel meer een teken van het wegnemen van het probleem bij het volk, dan van het offeren aan afgoden. De verwijdering van het wezen, waarop de zonden gelegd waren, bij het aanvaarden van de natie, is hetzelfde beginsel als de verwijdering of het binden van Satan in de laatste der dagen (Openbaring 20:1-10).

De oorsprong van deze naam Sammael komt voort uit het begrip verlatenheid (SHD 8037) en vandaar gehuld in duisternis, en zo het noorden op het noordelijk halfrond, of de linkerzijde (SHD 8040). Dit is de linkerzijde van God, in tegenstelling tot de rechterzijde. De naam Shammai (SHD 8060) betekent verwoestend (zie SHD 8073).

Christus was aan de rechterzijde van God. Azazel of Satan was aan de linkerzijde.

Het leidt geen twijfel, dat Azazel door het rabbinale Judaïsme en uit de tweede tempel periode gezien werd als het wezen, waaraan macht over de naties gegeven was, behalve over Israël; en dat wezen werd gezien als de aanklager van Israël, Satan. Het wordt Sammael genoemd in de rabbinale literatuur. De betekenis van die naam kan gezien worden als Een naam of De naam van God, of God heeft genoemd. Zo kan gezien worden dat hij in een bepaalde periode in Gods naam of gezag gehandeld heeft. Het wezen waaraan macht gegeven was over de Heerscharen in het boek Henoch is Semyaza, wat een afleiding van dit begrip kan zijn. Deze naam S[h]emyaza (hzhYmv) betekent Hij ziet de naam of de naam is gezien (zie Knibb, p. 67-68). Noth (Die israelitischen Personnamen im Rahmen der Gemeinsemitischen Namengebung, Stuttgart, 1928, p. 123 f.; cf. Knibb p.68) verbindt de naam Shem (mv) met de godsnaam HaShem (mvh) die bekend is uit de Elefantine teksten. Deze naam, als HASHEM, wordt gebruikt in Stone’s Chumash [Pentateuch] voor Jahovah. De namen van zowel Semyaza als Asael blijken in de vroege hoofdstukken van Henoch veranderd te zijn. In de Ethiopische tekst 1Henoch 8.3 is de naam Semyaza beduidend veranderd. Knibb denkt dat de Ethiopische vervalst is (Knibb p. 71). Het woord Shem betekent een naam. HaShem betekent De Naam. Het wordt uit gesproken sjeem. Het idee komt voort uit het denken vanuit een begrensd en verdacht standpunt. Het is een beroep op het teken van individualiteit. Het idee is dat Shemyaza of Hij die de Naam zag in ongenade viel en dus een verandering in status onderging, die uitgedrukt wordt in de naamsverandering. Dus zo met Asael. Azazel is een verandering in de status van de aanvoerder of een aanvoerder van de gevallen Heerscharen. Dit idee van verandering van status wordt nergens onderzocht omdat het indruist tegen de gevestigde religieuze gedachtenwereld van de meesten. Azazel wordt ook in de Dode Zee Rollen (DSS) genoemd in 4Q180-181 waar de verwijzingen in 4Q180 frag. 1 een verwijzing naar een tekst in 1Henoch 6-11 lijkt te zijn en Jubilees 4:22 (Genesis 6:1-2,4). Deze teksten (en in het bijzonder regel 5-9) worden in verband gebracht met 4Q181 frag. 2, regel 1-4 (Wise, Abegg en Cook The Dead Sea Scrolls: A New Translation [De Dode Zee Rollen: een nieuwe vertaling], Hodder en Stoughton, 1996, pp. 238-239). Het leidt geen twijfel of Azazel wordt als de aanvoerder gezien van de gevallen Heerscharen in de DSS teksten en verantwoordelijk voor de zonden van de mensheid, zoals wij zien in het ritueel van de Verzoendag.

Het gebruik van HaShem als De Naam in plaats van de naam Jahovah te noemen, die het gezag van God vertegenwoordigt, als een almachtig wezen, blijkt voort te komen uit oud heidens gebruik. Het gebruik is opgetekend in de Elefantine werken. De praktijk ontstond waarschijnlijk bij zowel de Egyptenaren als de Babyloniërs en drong ook door tot de Grieken en Romeinen. Het is verbonden met de "Sacred Names" [Heilige Namen] theologie en primitieve magie, die macht over een godheid toekent door het juiste gebruik van de naam. Zo werd de beschermgod van Rome nooit genoemd en het geheim werd beschermd op straffe des doods. De achterliggende gedachte was, dat de juiste uitspraak van de naam door de tovenaars van een vijand, deze in staat zou stellen om de bescherming door de godheid te niet te doen, en zo in staat zouden zijn het eigen natie te overweldigen. Deze gedachte is waarschijnlijk de achtergrond voor het gebruik van HaShem voor Jahovah onder de Joden na de ballingschap.

Het probleem om te begrijpen, wat op de Verzoendag gebeurt, komt voort uit onvoldoend theologisch raamwerk van de autoriteiten zelf. De bok, toegewezen aan Azazel, kreeg de zonden van de natie op zijn kop geplaatst en werd aan de hoede van een aangewezen priester of schriftgeleerde of wijze man toevertrouwd (afhankelijk van gevolgtrekking) en meegenomen naar een dor land; dat is de woestijn en een land verstoken van opbrengst. Met andere woorden, de vrucht van deze bok was woestenij. (zie Leviticus 16:21-23 Soncino en aantekeningen Companion Bible).

Het geschiedkundig bewijs getuigt tegen de uitleg, dat de Azazel bok Messias voorstelt. Niettemin is dit idee naar voren gekomen op een aantal gronden, die wij hier zullen onderzoeken bij de behandeling van dit onderwerp. Er is ook een derde verklaring die wij eveneens zullen onderzoeken.

De tweeledigheid van de symboliek

Bullinger, bijvoorbeeld, houdt het erop dat beide bokken verwijzen naar Christus. De tweeledigheid heeft echter twee loten nodig - het ene voor Jahovah en het andere voor al’Azazel. Om de enkelvoudige identificatie te rechtvaardigen, wordt de identiteit van de tweede naam verborgen en een betekenis toegekend van wegzending of iets van dergelijke strekking, hetgeen woordkundig helemaal niet mogelijk is.

Het is de moeite waard om nu vers voor vers door de tekst te gaan en ieder idee te behandelen.

Leviticus 16:1 1 Na de dood van de beide zonen van Aäron, die gestorven waren, toen zij voor het aangezicht des HEREN waren genaderd, sprak de HERE tot Mozes. (NBG)

Dit is Jahovah die tot Mozes spreekt. De vorm Jahovah sprak wordt in Leviticus vijfendertig maal gebruikt op tien verschillende manieren.

Hij sprak:

  1. Tot Mozes alleen (Leviticus 5:14; 6:1, 19; 8:1; 14:1; 22:26 tweemaal)
  2. Tot Mozes om tot Aäron alleen te spreken (Leviticus 16:1)
  3. Tot Mozes om tot Aäron en zijn zonen te spreken (Leviticus 6:8, 24; 22:1)
  4. Tot Mozes om met de priesters, de zonen van Aäron te spreken (Leviticus 21:1)
  5. Tot Mozes om tot Aäron en zijn zonen en al de kinderen Israëls te spreken (Leviticus 17:1; 21:16 zie 21:24; 22:17)
  6. Tot Mozes om tot de kinderen Israëls te spreken (Leviticus 1:1; 4:1; 7:22, 28; 12:1; 18:1; 20:1; 23:1, 9, 23; 24:1, 13; 25:1; 27:1)
  7. Tot Mozes om tot de ganse vergadering der Israëlieten te spreken (Leviticus 19:1)
  8. Tot Mozes en Aäron gezamenlijk (Leviticus 13:1; 14:33)
  9. Tot Mozes en Aäron om tot de kinderen Israëls te spreken (Leviticus 11:1; 15:1)
  10. Tot Aäron alleen (Leviticus 10:8)

Elk van deze verschillen wordt uit de context begrepen. Bullinger vermeldt deze zelfde verschillen in zijn commentaar op Leviticus 5:14.

Hier in Leviticus 16 wordt aan Mozes gezegd Aäron de opdracht te geven om niet in het heiligdom te komen, behalve wanneer het hem opgedragen wordt, dat is op de Verzoendag, opdat hij niet zou sterven, wanneer Jahovah in een wolk zou verschijnen op het verzoendeksel van de Ark (zie De ark des verbonds [196]).

In vers 1 zien wij dat Aärons zonen gestorven zijn, omdat zij voor Jahovah offerden. Het Hebreeuws is nabij brengen (karab). De woorden vreemd vuur zijn aan de oude teksten toegevoegd (Onk. Jon., Septuagint, Syriac en Vulgata, ook door Bullinger opgemerkt in commentaar op 16:1).

Leviticus 16:2 2 De HERE nu zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde kome in het heiligdom binnen het voorhangsel voor het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterve; want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel. (NBG)

Hier betekent de tekst niet op elk willekeurig moment. Het heiligdom hier is het Heilige der Heiligen. Dit hoofdstuk gebruikt niet de woorden Heilige der Heiligen maar alleen het woord heiligdom (vs. 3, 16 tweemaal, 20, 23, 27 zie Exodus 3:5, Commentaar Bullinger).

Hier kan ook nog opgemerkt worden, dat het Engels een extra dimensie aan het woord verzoendeksel geeft: mercy seat, = genade zetel. Het zelfstandige naamwoord genade wordt hier een bijvoeglijk naamwoord. De woorden verschijn Ik zijn dezelfde als Ik zal samenkomen (zie Exodus 25:22)

Leviticus 16:3 3 Slechts op deze wijze zal Aäron het heiligdom binnengaan: met een jonge stier ten zondoffer en een ram ten brandoffer. (NBG)

De woorden slechts op deze wijze betekenen feitelijk hiermee. Aäron werd opgedragen om het bloed van de stier als zondoffer en van het ram als brandoffer te brengen. Dit was de handeling tot reiniging van het heiligdom door de hogepriester. Dit werd op een speciale manier gedaan en de klederen waren een specifieke soort.

Leviticus 16:4 4 Het heilige linnen onderkleed zal hij aantrekken en een linnen broek zal over zijn vlees zijn en met een linnen gordel zal hij zich omgorden en een linnen tulband zal hij zich ombinden; dit zijn heilige klederen, die hij zal aantrekken, nadat hij zijn lichaam in water gebaad heeft. (NBG)

Het gewone linnen van de hogepriester hier symboliseert de eerste komst van de Messias van Aäron, of als de priester Messias. Hij was nog geen koning Messias. De koning Messias wordt aangeduid door de koninklijke staatsiekleding en deze vertegenwoordigen de tweede komst, niet de eerste. Deze tweeledige functie van de ene Messias als zowel koning als priester werd door het Judaïsme vlak vóór Christus begrepen.

Het wordt nu gezien uit de Dode Zee Rollen bij de Damascus Regel (VII) en de fragmenten uit grot IV dat de beide Messiassen gezien werden als verenigd in de ene Messias (zie G. Vermes The Dead Sea Scrolls in English, 2de uitgave, Pelican, 1985, p.49).

Leviticus 16:5 5 En van de vergadering der Israëlieten zal hij twee geitebokken ten zondoffer en één ram ten brandoffer nemen. (NBG)

Het woord hier vertaald met geitebokken komt van shaggy.

Leviticus 16:6 6 Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis. (NBG)

Hier zien wij dat de stier diende om de priesters te verzoenen. Dit was de eerste fase. Messias moest eerst bevoegd zijn als hogepriester, voordat hij kon bemiddelen.

Dit offer van de stier en de ram die hier genoemd worden, wordt ook gebruikt om het noodlot van een profeet in Israël aan te duiden, zoals wij nu uit de Dode Zee Rollen kunnen zien (Wise, Abegg en Cook, ibid., pp. 336-337). Josephus zegt in Tegen Apion (1.8; zie Wise, Abegg and Cook p. 336, ibid. verkeerd aangehaald als 1.41).

Sinds de tijd van Artaxerxes tot aan onze dag is een volledige geschiedenis opgetekend. Maar het wordt niet even gelijkwaardig en betrouwbaar beschouwd als de vroegere kronieken vanwege de onzekerheid over de precieze opeenvolging van de profeten.

Dus er was een voortzetting van profeten, maar er was een meningsverschil over hun echtheid en daarom werd de canon afgesloten met Ezra ten tijde van de regering van Artaxerxes II en, in feite bij de dood van Ezra in hetzelfde jaar als Alexander de Grote (zie Seder Olam Rabba 30 en de artikelen De Bijbel [164] en De Woorden Gods [184]).

Leviticus 16:7-8 7 Hij zal de twee bokken nemen en ze voor het aangezicht des HEREN stellen bij de ingang van de tent der samenkomst, 8 en Aäron zal over de beide bokken het lot werpen; één lot voor de HERE, en één lot voor Azazel. (NBG)

De woorden voor Azazel worden in de Statenvertaling weergegeven met voor de weggaande bok. Dit is gebaseerd op het Hebreeuws, waar het toegeschreven wordt aan een betekenis van volledige verwijdering. Green bijvoorbeeld kent (Interlinear Bible, p. 102) het woord toe als afkomstig van SHD 5799. Dit woord wordt gezien zowel in de betekenis van zondebok als tweemaal in de betekenis van volledige verwijdering (zie p. 102) Het is echter één woord waar dit betrekking op heeft en dat is al’Azazel (lzaz[l). Duidelijk heeft dit ene woord twee betekenissen in de Septuagint, de Statenvertaling en Green om deze vertaling mogelijk te maken. De Dode Zee Rollen en de teksten van de eerste eeuw BCE houden de betekenis van Azazel aan van de aanvoerder van de gevallen Heerscharen.

De Leidse Vertaling geeft de tekst als volgt weer:

Dan zal Aäron op de beide bokken loten leggen: één voor den Heer en één voor Azazel.

In Stone’s uitgave van de Chumash wordt het als volgt weergegeven:

Aäron zal loten plaatsen op de twee bokken: één lot voor "HASHEM" en één lot voor Azazel.

Leviticus 16: 9-10 9 Dan zal Aäron de bok waarop het lot voor de HERE gevallen is, brengen en hem ten zondoffer bereiden. 10 Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des HEREN stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden. (NBG)

Het woord gevallen is hier in het Hebreeuws kwam op. Met andere woorden het kwam uit de borstlap, die de Urim en de Tummim bevatten, die het middel waren om Jahovah’s lot of oordeel te verkrijgen (zie Exodus 28:30 SV).

Deze tekst is een lastig stuk. De mensen, die kiezen voor volledige verwijdering of weggaande bok boven Azazel, hebben geen structuur in het woord waarop zij hun uitleg kunnen baseren. Stone geeft de tekst als volgt weer:

9 Aäron zal de bok door het lot aangewezen voor HASHEM brengen en het tot een zondoffer bereiden. 10 En de bok aangewezen door het lot voor Azazel zal hij levend voor HASHEM doen staan, om daarmee verzoening te verkrijgen om deze naar Azazel in de woestijn te zenden.

Het leidt geen twijfel dat het woord door achtenswaardige rabbinale geleerden gehouden wordt in de betekenis van Azazel. Het woord dat in ieder geval gebruikt wordt is al’Azazel (lzaz[l).

Stone zegt dat deze naam betekent sterk (z[) en machtig (la). Dit standpunt wordt ook door de rabbinale autoriteiten ingenomen in het commentaar van Soncino (zie p. 706). Dus de Oxford Commentaar RSV, de Soncino en de stamwoorden in Strong zijn alle in overeenstemming met elkaar. Het afwijkende standpunt om het toe te wijzen aan SHD 5799 verlangt twee duidelijke en verschillende betekenissen voor het zelfde woord, wat Strong niet werkelijk toewijst. Er is iets verkeerd met de toewijzing van de betrokken woorden. SHD 5799 wat ‘aza’zel is, is opgegeven als twee woorden SHD 5795 en 235 en vandaar in de betekenis weggaande geit. Dit heeft de combinaties van de betekenissen uit SHD 5795 ‘ez of ‘aze met de betekenis een sterke geit in het enkelvoud maar mannelijk in de meervoudsvorm, ook geitehaar. Dit woord komt van SHD 5810 ‘azaz de stambetekenis van krachtig zijn, hard worden, of onbeschaamd zijn, het ego versterken, of sterk zijn. Dit zelfbewustzijn brengt het besef mee van onderworpen zijn aan zijn eigen wetten. Dit woord word in verband gebracht met SHD 235 ‘azal, waarvan de stam de betekenis heeft van weggaan, vandaar verdwijnen, vallen, ronddwalen, heen en weer gaan. Het woord wordt in Ezechiël 27:19 door velen vertaald met uit Uzzal en door anderen met de omreizer. Het betekent gegaan zijn of uitgegeven zijn. Green vertaalt het als rondgaan. De KJV met heen en weer gaan. De Soncino als garen op grond van dat de me’uzzal in de tekst wordt weergegeven door de herkenning van de stam azal (met Alef) met het Arameese azal (met ain), spinnen. Verscheidene Hebreeuwse handschriften en de Septuagint lezen me’uzzal, ‘uit Uzzal’. Deze naam wordt gevonden in Genesis 10:27 en is de oude naam voor Sanaa, de hoofdstad van Jemen in Zuid-Arabië. De vertaling zou dan zijn Wedan en Jawan leverden uit Uzzal uw waren.

Het gebruik van de stam azal is verre van duidelijk en de samenstelling van het woord ‘azazel kan betekenen: de zelf-versterkte el, ook de bok van de zondeval of de bok van het heen en weer gaan in de woestijn. Al’Azazel geeft een speciaal voorzetsel bij het woord. Er schijnen twee aparte wezens ermee te maken hebben, en zij hebben te maken met beide bokken — één voor Jahovah en één voor een ander doel of plaats genaamd al’Azazel. Dit zou ook verder het onderscheid verklaren tussen de schapen en bokken in de gelijkenis van de scheiding van de volken (Matteüs 25:31-34), terwijl het beide reine dieren zijn.

Welk begrip wordt hier onderzocht? Het woord schijnt ook het eenvoudige woord tsav (SHD 6693) in te sluiten, wat betekent inzetting, gebod, of voorschrift. Dit tsawlatsaw is voorschrift op voorschrift waaruit de wet is opgebouwd (zie ook De Nicolaïten [202]).

Hier zien wij dat het woord te maken heeft met de voorschriften van God. De geboden van de wet worden dus op de bok gelegd. Wat betekent ‘Azazel dan in werkelijkheid? Wij weten dat er een neiging was om de namen van Asael (las[) en Azazel (lzaz[) te verdoezelen of te versmelten in de oude teksten en Knibb vermeldt dit feit in zijn vertaling van het Ethiopische Boek Henoch (Vol. 2, Oxford, p. 73).

Asael betekent God heeft gemaakt. Azazel betekent weer iets anders. Knibb houdt het erop, dat de vermelding in de Ethiopische Henoch bij hoofdstuk 8:1, een vervalsing is van Asael of God heeft gemaakt in de Ethiopische en de Griekse teksten. Dus ‘Azael wordt hier ‘Azazel volgens Knibb. De veranderingen hoeven geen vervalsingen te zijn maar een aanwijzing voor de verandering in status. Het Ethiopische Boek Henoch schijnt te verwijzen naar de tekst in Leviticus 16:21 e.v. en omvat ook een begrip, dat gevonden wordt in de Targoem van Pseudo Jonathan over deze tekst als verwijzend naar de plaats Dudael. De tekst staat in hoofdstuk 10:

4 En voorts zei de Here tegen Rafaël: ‘Bind Azazel aan zijn handen en voeten en werp hem in de duisternis. En splijt de woestijn open die in Dudael is en gooi hem daarin. 5 En (2v.b20) gooi op hem puntige en scherpe stenen en bedek hem met duisternis; en laat hem daar voor eeuwig blijven, en bedek zijn gezicht zodat hij geen licht kan zien. 6 en dat hij op de grote dag des oordeels in het vuur geworpen mag worden. 7 En herstel de aarde die de engelen verwoest hebben, (2v. b25) en kondig het herstel van de aarde aan, want ik zal de aarde herstellen opdat niet alle zonen der mensen vernietigd zullen worden door het geheimenis van alles dat de Wachters bekend gemaakt hebben en aan hun zonen geleerd hebben. (Knibb heeft het standpunt dat de betekenis bekend gemaakt hebben of geopenbaard hebben hier noodzakelijk is).

Het belangrijke hier is te zien dat deze bok niet gebruikt werd voor verzoening, maar dat verzoening voor hem gemaakt werd. Het Hebreeuws zegt voor hem en niet door hem. Dus de bok werd daarom vrij gelaten.

Dillman is van mening dat Dudael hier is uitgevonden en afkomstig is van de naam ketel van God. Charles (Translation 22 f) verbindt Dudael uit het noemen in Targoem Pseudo Jonathan als de plaats, waarnaar de bok toegewezen aan Azazel werd gebracht. Milik heeft ook eens deze uitleg aanvaard en leidde de naam af van de puntige bergen van God. De woordspeling werp op hem de puntige en scherpe stenen van Knibb verklaart dit alles (ibid., p. 87).

De strekkingen in het boek Henoch en de Targoem zijn ontleend aan de begrippen die in de Torah gevonden worden; hier in Leviticus 16. Dit standpunt wordt bevestigd in de Dode Zee Rollen. De bok wordt echter niet gedood maar losgelaten om rond te zwerven.

Wij zien dat de latere rabbinale autoriteiten niet het volle voordeel hadden van de teksten die ons nu beschikbaar zijn, maar zij hadden een begrip over de zaak zoals die in de Torah beschreven staat. Belangrijker is dat de naam Azazel specifiek in Leviticus 16 staat. Het werd bovendien gezien en begrepen dat het hier stond vanuit het oud Judaïsche systeem.

Dit leidt ons naar het verdere onderzoek naar de ontwikkeling van de namen van de Heerscharen. Hoe kon het gebeuren dat Asael of zelfs Semyaza Azazel gingen heten? Wanneer is dit gebeurd en wat is de betekenis hiervan?

Het is duidelijk dat de naam Azazel geschreven was in de vroegste vormen van de Torah. De Septuagint vertaalde de tekst in het Grieks als verwijzend naar de zondebok en het Grieks wordt de betekenis toegekend van wegzenden, verdrijving (zie aantekening bij de vertaling van Brenton). De twee verschillende ideeën worden echter weergegeven in de woorden die met zondebok vertaald zijn in de Septuagint. Dit zelfde begrip wordt overgebracht in de vertaling van de KJV. Green ontleent dit eveneens aan de MT maar kent twee totaal verschillende vertalingen toe aan hetzelfde woord evenals de KJV. Strong maakt de constructie liever gebaseerd op de betekenis in SHD 5799 als afkomstig van SHD 5795 en SHD 235, dan eenvoudig van SHD 5810 en het eenvoudigere ‘el. De combinatie van de woorden leent zich niet tot zo’n gewoon gebruik van het woord el (SHD 410). Het woord schijnt op zijn best azel (lza) te zijn (verdwijnen of opgaan, ook wel Uzal of garen zie SHD 235, SHD 236). Hier schijnen wij dus het geval te hebben van de verdwijnende bok.

 

Vele betekenissen: vele antwoorden

Er is nog een ander antwoord, welke de betekenissen zou kunnen combineren. De zichzelf versterkende bok is ook de op zichzelf vertrouwende el. Het probleem is dat de bokken mannelijk zijn en niet vrouwelijk. Het woord dat er staat is niet de eenvoudige bok met geen andere betekenis. De bok kan in het enkelvoud geit betekenen als de Gemeente en in het meervoud mannelijk zijn als de zonen Gods. De geit wordt aan de woestijn gegeven voor veertig Jubeljaren na het offer van Messias, de geit(ebok) voor Jahovah. Zowel Messias als de Gemeente waren voorbestemd vóór de grondlegging van de wereld. Dus hier omvat het plan de volledige Heerscharen en hun verlossing en verzoening (zie het artikel Het verloren schaap en de verloren zoon [199]). De draak achtervolgde de vrouw in de woestijn (Openbaring 12:10-17).

De tegenstander heeft gezondigd van den beginne (1Johannes 3:8) maar hij was onberispelijk vanaf de dag dat hij geschapen werd, totdat er onrecht in hem gevonden werd (Ezechiël 28:15). Het begin hier is dus niet het begin van de schepping.

Er zijn ook andere overwegingen. De Septuagint werd in Alexandrië geschreven onder de bescherming van Ptolemeüs Philometor. Het Grieks-Romeinse systeem kon geen begrip tolereren voor een regering van Jahovah vanuit Jeruzalem onder de wet, en het opleggen van het gezag over de natiën. Om dezelfde reden zien wij dat het trinitarische stelsel van het Christendom — hetzij uit Rome of Canterbury — niet konden aanvaarden, dat de heerschappij van Messias niet de Gemeente was onder het huidige stelsel van wet en orde, maar nog uitgevoerd moest worden en Azazel nog duizend jaar lang weggedaan moest worden. Millennarisme (of Chiliasme zoals het in de vroege Gemeente genoemd werd) was als begrip ter zijde gesteld, omdat het de overheersing van Rome en de kerk van Rome in het hart trof. Om dezelfde reden namen de rabbinale autoriteiten het niet mee in de volgende fase van de uitleg, omdat zij dan moesten erkennen dat Messias in twee fasen zou komen en dat de tweede komst zou gebeuren volgens het boek Openbaring, dat zij reeds verworpen hadden.

De zaak werd dus nooit volledig uitgelegd. Het werd niet in zijn volheid geopenbaard als een geheimenis Gods. Toen het geopenbaard werd met Messias, werd het zo slim mogelijk verborgen door het Judaïsme. Wanneer het om de bok gaat, dan gaat het ook over het heen en weer gaan ervan, en daarom is het doden van de bok tegen het wezenlijke, waarom het gaat. Verzoening wordt gedaan voor de bok en deze wordt los gelaten, niet gedood (zie boven en Bullinger, Companion Bible, aantekening vers 10).

Het rabbinale versluieren van de betekenis van het begrip van de bok, die gedood wordt, (waarvan in de Septuagint helemaal geen sprake is) kan ook meer een latere Joodse mystiek aanduiden dan een eenvoudig anti-Messiaanse ijver.

Wij weten nu ook zonder twijfel dat de begrippen, die in Openbaring 20:4 e.v. gevonden worden, ook begrepen werden in de Dode Zee Rollen, evenals de opstanding en herstel in het Millennium (zie 4Q521 frag. 7 en frag. 5 kol. 2; Wise, Abegg en Cook, p. 421). De begrippen die in Openbaring 21:12-13 staan worden ook gevonden in 4Q554 frag. 1 kol. 1 regel 9 tot kol. 3 regel 10, ibid., pp. 180-182).

Het Oude Testament kon op die manier begrepen worden als noodzakelijk voor het plan van God, zelfs al waren de Evangeliën (hier Matteüs 22:30-32), 1Korintërs 15:12 e.v. en Openbaring nog niet gegeven.

Er is nog een andere betekenis in de bok die aan ‘Azazel in de woestijn gegeven werd. Messias werd gedood en gebruikt voor de verzoening. De Heilige Geest in de Gemeente werd overgelaten om in de woestijn rond te zwerven veertig Jubeljaren lang of tweeduizend jaar en op deze manier aan Azazel gegeven voor een volledige niet toerekening van de zonden van de wereld. Wij hebben dan een tweeledige betekenis in het offer en in de toekenning van de zonde en verdrijving naar de woestijn. De woestijn was het symbool van zonde en kwaad (zie Jesaja 13:21; 34:14; Matteüs 12:43; Lukas 8:27; 11:24; Openbaring 18:2). ‘Azazel was de personificatie van alles wat groot en verschrikkelijk daar is (zie Deuteronomium 1:19; 8:15; Jeremia 2:6). Dus de verzoening was drievoudig: wegens Azazel, voor Azazel, als Azazel. De zoon Gods hier is Azazel of de gevallen bok.

Op deze wijze zien wij ook dat de Verzoening in een latere periode opgenomen wordt door het Pascha offer van Messias. De latere kleding van de koning Messias volgens dit verzoeningsritueel laat de tweeledigheid van de Messias zien en van de komsten. Bullinger zegt van de betekenis hier in zijn commentaar op vers 8 dat:

voor Azazel. Dit ‘voor’ ziet uit als een persoon die beantwoordt aan ‘voor Jehovah’. Als het de Boze is die bedoeld wordt dan is het vanwege zijn uitdaging. Want in vers 10 wordt verzoening gedaan voor de bok en hij gaat vrij uit. Waar verzoening is, moet ook vergeving zijn. (wij gaan verder met dit onderzoek in vers 22).

Dit illustreert het besef van de genade en goedheid van God. De verzoening wordt tenslotte uitgebreid tot de gevallen Heerscharen als een deel van Gods genade en de waarde van het offer van Christus in die uitoefening van Gods alwetendheid (zie Het oordeel van de boze geesten [80]).

Leviticus 16:11-12 11 Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis; hij zal de stier van zijn eigen zondoffer slachten. 12 En hij zal een pan vol gloeiende kolen van het altaar voor het aangezicht des HEREN nemen en zijn handen vullen met fijngestoten welriekend reukwerk en dat alles brengen binnen het voorhangsel. (NBG)

Het vuur werd van het altaar genomen, waarop de offers voor de Verzoening gebracht waren. Het was alleen geoorloofd om met dat vuur het reukwerk op het gouden altaar in het heiligdom te ontsteken (zie Leviticus 10:1, 7 en ook Bullingers commentaar op 10:1, 7). Dit vuur was een beeld van het vuur van de Heilige Geest. Elk ander vuur was vreemd vuur. Denk eraan dat Aärons zonen gedood werden vanwege dit offer. Wij zien dat de doop van Johannes de Doper niet die van behoud was. De Heilige Geest werd door God onmiddellijk na de doop gegeven en Hij verkoos om dit volledig aan het nieuwe priesterschap over te dragen. Johannes was de zoon van de hogepriester Abia en een Leviet; toch leidde zijn doop niet tot behoud. Dus ook deze symboliek verwijst naar die gebeurtenis.

Leviticus 16:13 13 Dan zal hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht des HEREN, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel dat op de getuigenis ligt, bedekt, opdat hij niet sterve. (NBG)

Niemand heeft ooit God gezien (Johannes 1:18; 1Timoteüs 6:16; 1Johannes 5:20). Alleen de hogepriester kon zo in het heiligdom komen en dan slechts eenmaal per jaar op Verzoendag. Dit verwijst naar Christus als hogepriester en naar de opstanding van de doden. Messias was de zoon Gods in kracht door zijn opstanding uit de doden (Romeinen 1:4).

Leviticus 16:14 14 Dan zal hij een deel van het bloed van de stier nemen en dat met zijn vinger sprenkelen op het verzoendeksel, aan de voorzijde; en vóór het verzoendeksel zal hij zevenmaal dat bloed met zijn vinger sprenkelen. (NBG)

Hier is de stier gedood - eerst om het priesterschap te verzoenen, om de hogepriester te heiligen en dan wordt de ram gedood om de vergadering te heiligen. Dit is opeenvolgend. Messias voldeed ook aan al deze eisen. De volgorde wordt ook weerspiegeld in de gebeurtenissen van het Pascha, dat duurt van 14 Nisan tot 15 Nisan en dan vervolgens door tot het Beweegoffer op de zondagmorgen om 9 uur. Gemeten vanaf dit moment tot aan 9 uur op de zondagmorgen van Pinksteren is precies vijftig dagen en de Gemeente wordt dan geoogst. Dit oogsten gaat door tot aan het einde van de tweede opstanding. De gevallen Heerscharen en de vergadering in de woestijn zijn de groep waarvoor de tweede bok verzoening doet. Wij hebben dan het begrip van de rechterhand en de linkerhand van God - de verzoening van de zonde. Het bloed van de bok voor Jahovah wordt in het heiligdom gebracht op dezelfde wijze als het bloed van de stier. Dit is voor de kinderen Israëls wat de Gemeente is.

Leviticus 16:15-16 15 Dan zal hij de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel sprenkelen. 16 Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden der Israëlieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden. NBG)

Wij zien uit dit vers dat er geen mens, dat is geen ‘adam of menselijk wezen in de tabernakel is, totdat de hogepriester naar buiten komt en verzoening voor zichzelf gedaan heeft. Dus de hele priesterschap is volledig ondergeschikt aan deze handeling en er is geen effectief priesterschap wanneer de antitype binnen het voorhangsel is (zie Hebreeën 4:14; 6:20; 9: 24).

Leviticus 16:17-19 17 Geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, wanneer hij daar binnengaat om verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt en verzoening gedaan heeft voor zichzelf, voor zijn huis en voor de gehele gemeente Israëls. 18 Dan zal hij naar buiten gaan naar het altaar, dat voor het aangezicht des HEREN staat, en daarover verzoening doen; hij zal van het bloed van de stier en van het bloed van de bok nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken. 19 Dan zal hij daarop met zijn vinger zevenmaal van het bloed sprenkelen en het reinigen en heiligen van de onreinheden der Israëlieten. (NBG)

Het begrip heilig betekent gescheiden, of apart gezet. Alleen God is heilig. Het gebruik van de uitdrukking houdt verband met hetgeen apart gezet is voor Zijn dienst.

Leviticus 16:20-21 20 Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, 21 en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. (NBG)

Het opleggen van de handen is een plechtigheid en wordt alleen hier gebruikt. Het symboliseert de volledigheid, waarmee Messias zijn taak als hogepriester opneemt en de volledigheid van de plaatsing van de Gemeente en de Heerscharen in zijn handen.

Op deze manier kunnen de beide bokken de volledigheid van Christus vertegenwoordigen en ook van de volledige verzoening van de menselijke en geestelijke Heerscharen. Hierdoor wordt ook het oordeel van de gevallen Heerscharen voltooid, omdat er verzoening voor hen gedaan wordt. Toch wordt hen de Gemeente en de structuur ter hand gesteld, zodat zij, door hun omgaan ermee, gemeten worden en wij ook beproefd. Christus kan dus leven als en met de twee soorten bokken, zelfs al werd de tweede aan Azazel gegeven en verzoening werd ook voor hem gedaan. De tegenspraak is zo opgelost. Als de ene bok werd Christus naar het vlees ter dood gebracht maar werd naar de geest levend gemaakt. Dit was door de opstanding waar hij zoon van God werd in kracht (Romeinen 12:4, 1Korintiërs 15:45; 1Petrus 3:18). Dit was de eerste bok. Hij werd zonde voor ons gemaakt opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in hem (Korintiërs 5:21). Op deze wijze zijn wij verzoend met God en worden als schapen gezonden onder de wolven. Zo ook werd de gehele Heerscharen verzoend met God en vandaar werd ook voor ‘Azazel verzoening gedaan, net als voor ons, zelfs al is het nog niet in werking getreden.

Azazel zal duizend jaar gebonden zijn voor de tijd van het millennium en daarna verzoend worden.

Leviticus 16:22 22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrij laten. (NBG)

De uitdrukking zal ongerechtigheden dragen is te vergelijken met smarten gedragen (zie Jesaja 53:4). Het onvruchtbare land is in het Hebreeuws een afgesneden land. De woestijn der zonde is een land afgesneden van God. De verzoening is geschied door de eerste bok. Hier lopen de problemen door elkaar. Het wezen is vrij gelaten maar zwerft in de woestijn die onder gezag is van ‘Azazel, voor wie ook verzoening gedaan is. Als de Gemeente zwierven wij veertig Jubeljaren door de woestijn, net als Israël veertig jaar door de woestijn van de zonde zwierf voordat zij het beloofde land beërfden. Toen zij binnentrokken en de tijd gekomen was voor de volken om onderworpen te worden, werden zij verzoend door het Pascha bij Gilgal. Messias kwam bij hen als de vorst van het heer des HEREN en in zeven dagen hadden zij Jericho verwoest (zie De val van Jericho [142]).

Leviticus 16:23-28 23 Daarna zal Aäron naar de tent der samenkomst komen en de linnen klederen uittrekken, die hij aangetrokken had, toen hij het heiligdom binnenging, en zal ze daar laten liggen. 24 Hij zal zijn lichaam in water baden op een heilige plaats en zijn gewone klederen aantrekken; dan naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk bereiden en verzoening doen voor zich en voor het volk. 25 En het vet van het zondoffer zal hij op het altaar in rook doen opgaan. 26 Hij nu, die de bok voor Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. 27 En de stier van het zondoffer en de bok van het zondoffer, waarvan het bloed gebracht werd om verzoening te doen in het heiligdom, zal men buiten de legerplaats brengen en hun huid, hun vlees en hun mest met vuur verbranden. 28 Wie dat verbrandt, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen. (NBG)

Hier zien wij dat het vlees en de klederen (behalve die van de hogepriester die in de Tempel bleven) en alle uitrusting van deze offers door vuur verteerd werden en zij, aan wie deze opdracht toevertrouwd was, moesten zich baden. Wij zien dus dat het bloed van het offer van Messias verzoening voor ons gedaan heeft en dat wij hierdoor in staat zijn om ons vlees volledig weg te doen en, door de doop, ademen tot aan de opstanding tot geest. Alle wezens zal de geest gegeven worden en de mogelijkheid tot berouw, zelfs ‘Azazel. Dit vindt nu achter elkaar plaats en in de woestijn die nog steeds van God afgesneden is. De onreinheid van de afzonderlijke persoon gaat niet tot de hogepriester die reeds geheiligd is toen hij de zonden over de tweede bok bekende. Uit Leviticus 10:17 zien wij dat God u dit gaf om de ongerechtigheid der vergadering weg te nemen en over hen verzoening te doen voor het aangezicht des HEREN. Dus de ten laste legging schijnt de noodzaak tot reiniging te verlangen en dit kan alleen gedaan worden door de doop in water. Zelfs de hogepriester moest zijn klederen afdoen en dan zich in het heiligdom baden alvorens terug te keren.

De woestijn heeft een dubbele betekenis. Op de eerste plaats is het van God afgesneden onder de tegenstander, maar het symboliseert ook de daad van de verwijdering van zonde. De woestijn der vergetelheid is de handeling om de zonden niet meer te kennen (Jesaja 43:25; Jeremia 3:34). In deze handeling vernietigde hij de macht van de tegenstander zoals wij zien in Hebreeën 2:14. Lukas 13:1-9 laat de noodzaak van berouw in allen zien. Dit heeft te maken met de erkenning van de zonden. In dit opzicht worden wij bevrijd van de veroordeling van de tegenstander, omdat God ons rechtvaardigt. (Romeinen 8:33-34). Dus wij zijn vrijgemaakt van de veroordeling die op ons rustte vóór de verzoening van Christus ons vrijmaakte vanwege ons berouw. Wij zijn nu geplaatst binnen de structuur van de tegenstander en wij kunnen zeggen (zoals opgetekend door Bullinger (commentaar op vers 22)) Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het die rechtvaardigt.

Zonder het uitstorten van bloed kan er geen vergeving zijn. Dus de dood heeft plaats gemaakt voor de vergeving van de overtreding. Dit begrip wordt gevonden in Hebreeën 9:15, 22, 26.

Bullinger neemt ook de overeenkomst met de twee vogels in Leviticus 14:49-53 als een ander voorbeeld van dit proces toegepast op de hele natie. In het geval van de vogels was het huis genezen van de plaag. Het bloed van de eerste vogel werd uitgegoten en de levende vogel werd in het stromende water en het bloed van de eerste vogel gedoopt. Dan werd het huis zevenmaal besprenkeld en het huis werd hiermee gereinigd en met cederhout en hysop en scharlaken. De levende vogel werd dan vrijgelaten in het open veld. Het huis was dan gereinigd. Op dezelfde wijze wordt het volk gereinigd door de bokken. Het gehele huis wordt in dit geval gereinigd, wanneer alle wezens, menselijk en hemels, in het ene volk zullen komen en zullen regeren als God, die het wezen van de naam Israël is.

Alleen wanneer alle heerschappij, macht en kracht onderworpen zijn, zal Messias het koninkrijk aan God teruggeven, Die alleen boven alle macht gebleven is, die Hij aan Messias gegeven had (1Korintiërs 15:22-28).

Wanneer dat gebeurt, zullen Messias en de Heerscharen verzoend zijn.

‘Azazel of Satan zal niet meer bestaan. In zijn plaats zal een nieuw wezen zijn met een nieuwe naam, verzoend met God. Er zal geen dood meer zijn, valse profetie of leugens, of het beest en diens systeem. Als begrip zullen zij dood zijn - verbrand in de poel des vuurs (zie Openbaring 19:20; 20:14).

Leviticus 16:29-34 29 Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende maand op de tiende der maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, zomin de geboren Israëliet als de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. 30 Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des HEREN. 31 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting. 32 En de verzoening zal de priester doen, die men gezalfd heeft, om in zijns vaders plaats het priesterambt te bekleden; hij zal de linnen klederen, de heilige klederen, aantrekken; 33 het heilige der heiligen zal hij verzoenen, ook de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen, en over de priesters en het ganse volk der gemeente zal hij verzoening doen. 34 En dit zal u een altoosdurende inzetting zijn, ten einde verzoening te doen over de Israëlieten om al hun zonden, eenmaal in het jaar. En hij deed, zoals de HERE Mozes bevolen had.

Alleen door dit proces kunnen wij het lichaam van Israël binnengaan. Daarom zal een mens, die niet de Verzoendag houdt en de symboliek van het offer van Christus en de verzoening door doop in de Heilige Geest, afgesneden worden van God. Het is door deze verzoening en symbolische doop dat ons onze klederen geven worden.

Het offer van Messias verzoende alle wezens met God. Messias deed verzoening voor elk wezen, inclusief ‘Azazel of Satan, en daarom kunnen wij in de twee bokken de handelingen van Messias zien en toch nog steeds het voortgaande plan van God om al Zijn zonen te omarmen. Zijn plan is volledig en volmaakt door Zijn alwetendheid en Zijn almacht. Zijn genade en goedheid zijn volledig en blijven tot in eeuwigheid.

 

 

q