Christen Gemeenten van God

[255]

 

 

 

De Wet en het Derde Gebod

[255]

(Uitgave 1.1 19981006-19990526)

Er staat geschreven: Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HERE zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. Het Derde Gebod brengt het hele begrip van Gods macht en gezag in Zijn ordening van Wet en Orde. Dit gebod gaat niet alleen over de ontheiliging van Zijn naam in ijdele taal. Het heeft ook betrekking op de gehele burgerlijke en godsdienstige orde van wet en kalender, zoals deze vastgelegd zijn, om binnen deze orde te functioneren. Het beweren om namens God te handelen onder een andere ordening is ook een schending van dit gebod.

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1998, 1999 Wade Cox en Ervin Yarnell)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:

http://www.logon.org en http://www.ccg.org

De Wet en het Derde Gebod [255]

Er staat geschreven:

Exodus 20:7 7 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. (NBG)

Deuteronomium 5:11 11 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. (NBG)

God als de bron van alle macht en gezag

Gods naam in het enkelvoud is Eloah. Hij is de bron van alle macht en gezag en is het voorwerp van aanbidding in de tempel.

Ezra 4:17-7:26

Hij breidt Zichzelf uit om geheel in allen te worden. Hij wordt dus elohim. Maar hij is één God.

Deuteronomium 6:4-5 4 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! 5 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. (NBG)

Exodus 13:14 laat ons zien, dat God iets wordt. Hij zegt daar Ik zal zijn, wat Ik zal worden (‘eyeh ‘asher ‘eyeh vgl. Oxford Annotated RSV en Bullinger, Companion Bible notitie bij dit vers).

Gods namen als gezag

Alle uitoefening van macht onder Gods leiding wordt in Zijn naam, Jahovah der Heerscharen, gedaan. Daarom heet ieder wezen, dat namens Hem optreedt, naar Zijn naam, Jahovah (vgl. De Engel van JHVH [024]; Genesis 18 en 19).

Het gebruik van Gods naam in kracht

God leidt en onderricht ons, en zijn vriendelijkheid maakt ons volmaakt, en wij hebben het schild van Zijn behoud. Hij is onze burcht en onze verlosser (vgl. 2Samuel 22:32-35; Psalm 18:34; 144:1). Alle macht is van God en de machten die door God zijn ingesteld (Romeinen 13:1, 2, 7).

Wij moeten echter God meer gehoorzamen dan mensen (Handelingen 5:29). Hem komt de wrake en vergelding toe (Deuteronomium 32:35; Psalm 94:1; Hebreeën 10:30; Romeinen 12:19).

Deuteronomium 10:20 20 De Here, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen, Hem aanhangen en bij zijn naam zweren. (NBG)

Zijn Wet

Deuteronomium 5:13 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, (NBG)

Zijn Wetsordening bestrijkt de gehele wijze van bestuur over de structuur van de week.

Zijn ordening

De structuur van de kalender onder Zijn naam is opgenomen onder het vierde gebod. (vgl. De Wet en het Vierde Gebod [256]).

Zijn Feesten en Sabbatten

De Feesten en Sabbatten zijn Zijn feesten en alle activiteit wordt ondernomen in de naam van de Ene Waarachtige God. Zijn Messias handelde binnen die ordening en veranderde niets in de structuur van de Heilige Dagen en Sabbatten. Hij handelde in Gods naam en hij gebruikte Gods naam niet ijdel. Hij vervulde de wet en de offers van de Sabbatten en het Beweegoffer. Hij wijzigde noch veranderde deze. Hij volbracht eenmaal en voor allen de offers.

Misbruik van Gods naam als gezag

Leviticus 19:12 12 Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here. (NBG)

Ieder gezag is gehouden om vanuit de Wet Gods te werken, en ook om alle zaken binnen deze wet te betrachten. Iedere godsdienstige ordening, die beweert volgens de Bijbel te werken, en de wetsorde aantast of verandert, gebruikt de naam van de Ene Waarachtige God ijdel en schendt Zijn Wet, onder het derde gebod.

Valse Wet

Het is een schending van Gods Wet en dit gebod, om een wetsysteem op te zetten, dat niet overeenstemt met de Bijbel en haar voorzieningen.

Het gehele systeem verdraait aldus Gods Wet. Het is niet geoorloofd om delen van de wet toe te passen en andere te verwerpen.

Valse Feesten

Het is niet geoorloofd om te beweren de Levende God te aanbidden in de naam van Jezus Christus, en de Sabbatten en Feesten te verwerpen, en de heidense feesten van aanbidding en zonneculten te houden. Dus het vieren van de zondag en Kerstfeest en Paasfeest zijn niet alleen een schending van het vierde gebod, maar ook een schending van het derde gebod en de gehele Wet.

God zegt, dat Hij hun Feesten en Sabbatten haat (Jesaja 1:11-20) vanwege deze huichelarij.

Valse Sabbatten

Een valse Sabbat is niet zomaar aanbidding op een andere dag, zoals de zondag. Het is de vergeefse aanbidding van de Here door onrecht en kwaadwilligheid en schijnheiligheid. God haat deze valse en overspelige priesters. Deze zijn de in het zwart geklede afgodsdienaren [chemarim], die de Baäl en de zonneculten dienen (vgl. 2Koningen. 23:5; Hosea 10:5; Sefanja 1:4).

De Naam van God

Wij mogen de naam van God niet ijdel gebruiken, noch vals bij Zijn naam zweren.

Gods Naam ijdel gebruiken

God heeft gesproken.

Exodus 20:7 7 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. (NBG)

Leviticus 19:12 12 Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here. (NBG)

Psalm 99:2-3 2 De Here is groot in Sion, Hij is verheven boven alle volken. 3 Dat zij uw grote en geduchte naam loven; Heilig is Hij. (NBG)

Psalm 111:9 9 Hij heeft aan zijn volk verlossing gezonden, Hij heeft zijn verbond voor eeuwig verordend; heilig en geducht is zijn naam. (NBG)

Jeremia 14:9 9 Waarom zoudt Gij zijn als een verbijsterd man, als een strijder die niet kan helpen? Gij zijt toch in ons midden, Here, uw naam is over ons uitgeroepen, laat ons niet aan ons lot over! (NBG)

De ongeziene God

De Schriften vertellen ons dat God nooit gezien is en dat nooit iemand zijn stem heeft gehoord. Wie is deze God, die alleen bekend is door zijn naam?

Johannes 1:18a 18a Niemand heeft ooit God gezien; (NBG)

Exodus 33:20 20 Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. (NBG)

Johannes 5:37 37 En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien, (NBG)

Christus maakt hier de Vader bekend als het wezen, dat men nooit gezien heeft, noch Zijn gedaante noch Zijn gestalte, en nooit zijn stem heeft gehoord.

De brieven van Paulus in het Nieuwe Testament verwijzen naar de "onzichtbare" God.

Kolossenzen 1:15 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, (NBG)

1Timoteüs 1:17 17 De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. (NBG)

Hebreeën 11:27 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke. (NBG)

Deze God, die door niemand gezien is, heeft een naam. Gods naam laat zien wie God is. Gods naam is Eloah, of Jahovah der Heerscharen. Soms wordt Gods naam onjuist gebruikt als Jehova of Jahweh.

Hoe kan Gods naam "ijdel" gebruikt worden?

De analytische concordantie van Young geeft verschillende betekenissen voor het woord "ijdel". Deze zijn:

Deze woorden zijn alle in het Engels vertaald met vain (ijdel). Uit de verschillende schriftplaatsen is te zien dat elk van deze woorden een verschillende betekenis heeft. Het woord voor ijdel in het derde gebod komt van een ander Hebreeuws woord shav, of shawv. Dit woord heeft ook de betekenis bedriegerij en vandaar ijdelheid.

In Strong’s Hebrew Dictionary SHD7723, heeft shawv de betekenis verwoesting, kwaad, onheil, afgoderij, nutteloos, ijdel, vals.

Wij zullen nu zien hoe het derde gebod op vele manieren van toepassing is.

Gods Naam Geschreven maar niet gesproken

De naam van God heeft een grote betekenis voor de Hebreeën. Na de Babylonische ballingschap beschouwde de stam Juda, en een deel van de stammen Levi en Benjamin met hen, de naam van God naam zo heilig, dat hoewel deze geschreven was, deze nooit meer gesproken werd. Wanneer een voorlezer in de synagoge op "JHVH" kwam, verving hij dit door "Adonai", hetgeen betekent "de Here".

Het Hebreeuwse geschrift bestond, net als het hedendaagse steno, alleen uit medeklinkers. De klinkers werden later voor hen, die onzeker waren over de Hebreeuwse mondelinge traditie, toegevoegd in de vorm van kleine markeringen onder, boven en opzij van de medeklinker, maar nooit deze hinderend.

Zo werden rond de medeklinkers van de naam van God de klinkers toegevoegd van het woord "Adonai" (SHD136) wat voorgelezen moest worden. Zo ontstond als gevolg van deze praktijk in betrekkelijk moderne tijd het hybride woord "Jehovah", samengesteld uit "JHVH" en de klinkers van "Adonai". De naam was in rabbinale tijden 134 maal door de Soferim of schriftgeleerden veranderd. Wij weten dat deze veranderingen in de oorspronkelijke tekst hebben plaatsgevonden. Wij weten ook uit de oude archeologie dat de korte naam voor God Jaho was (vgl. J. B. Pritchard, The Ancient Near East, Princeton, 1958, Vol. 1, pp. 278-282). Dit is onjuist weergegeven als Jah. Er is geen J in het Hebreeuws en de klinker wordt onjuist uit de tekst weggelaten, zoals wij kunnen zien in de oude teksten van de Tempel in Elefantine (vgl. Psalm 68:4 KJV). Moderne geleerden schrijven dit als "Jahveh" of "Yahweh".

Wanneer Jahovah (SHD 3068) stond geschreven, werd dit uitgesproken als Adonai. Wanneer De God bedoeld werd was Jahovih (SHD 3069) geschreven. Dit werd altijd uitgesproken als elohim door de latere schriftgeleerden, om bovenal de theologische betekenis van deze verschillen te vermijden.

Veel van deze latere tradities kwamen vanuit de Babylonische ballingschap terecht in het Judaïsme, evenals het denkbeeld onder de heidenen in de oudheid om niet de naam van de god uit te spreken, uit angst dat door het noemen van de naam de godheid tot actie gedwongen zou worden, of om beheerst te worden door de persoon, die de naam uitspreekt (vgl. het artikel Abracadabra de betekenis van namen [240]).

Zelfs bij het schrijven van Gods naam kende de schrijver bepaalde regels. De overschrijver van de wet:

Deze regels waren opgelegd, zogenaamd omdat zij meenden omdat hierdoor voorkómen werd dat Gods naam ijdel gebruikt werd. Het ligt echter meer voor de hand dat ook zij waren aangetast door dezelfde overwegingen als wij zien in het denken over namen bij de heidenen. Wanneer men de naam kende, dan zou men de godheid kunnen oproepen en de godheid beheersen. Dit denken is volledig in tegenstelling tot de betekenis van het derde gebod van Gods Wet.

In Bullinger’s Companion Bible staat in Appendix 32 een lijst van deze vervangingen van Jahovah door Adonai, evenals een behandeling van elohim.

Deze aandacht voor het uitspreken van Gods naam is NIET de bedoeling van het derde gebod.

R. J. Rushdoony, (The Institutes of Biblical Law, Presbyterian and Reformed Publishing Company, 1973, pagina 126) stelt de volgende vraag:

"Vr. 112. Wat wordt verlangd in het derde gebod?"

"Ant. Het derde gebod verlangt dat Gods naam, zijn titels, zijn eigenschappen, verordeningen, het woord, sacramenten, gebed, eden, geloftes, beschikkingen, zijn werken, en wat dies meer zij, waarbij hij zichzelf bekend maakt door een heilig en eerbiedig gebruik in gedachte, overpeinzing, woord of geschrift; voor een heilig ambt en verantwoordelijk onderhoud, tot de meerdere ere Gods, en ten goede van onszelf en anderen."

"Vr. 113. Welke zonden zijn verboden in het derde gebod?"

"Ant. De zonden verboden in het derde gebod zijn: het niet gebruiken van Gods naam zoals vereist is, en het misbruik ervan in onwetendheid, het ijdel, oneerbiedig, onheilig, bijgelovig of onrechtvaardig noemen of anderszins gebruiken van zijn titels, eigenschappen, inzettingen of werken door godslaster, eden, geloften, indien wettig, en deze aan te vullen wanneer andere dingen onwettig zijn; mopperen en ruziën, nieuwsgierig gluren in en verkeerd gebruiken van, of op enige wijze verdraaien van zijn woord, of enig deel ervan, voor wereldse grappen, nieuwsgierige of nutteloze vragen, ijdel gezwets of het handhaven van valse leerstellingen; het misbruik van de schepsels of wat dan ook gehouden onder Gods naam, voor bekoringen of andere schandelijke begeerten en praktijken; het kwaadspreken, minachten, beschimpen of op enige wijze ingaan tegen Gods waarheid, genade en wegen. Het ambt van godsdienst schijnheilig uitoefenen of voor een verkeerde doel; zich ervoor schamen of beschaamd worden."

De meeste mensen hebben waarschijnlijk nooit deze brede toepassing van Gods derde gebod overwogen.

Wij weten dat God een innige relatie met de mens wil hebben. De enige manier waarop deze relatie vrucht kan dragen, is dat de mens zich volledig en volkomen overgeeft aan God en Zijn wil, door een volkomen en volledige gehoorzaamheid aan Zijn wet. God verlangt gehoorzaamheid en geen offers. De wet was vooral gegeven voor ons welzijn en is geen last, wanneer deze gehouden wordt in de kracht van de Heilige Geest.

Het ijdel gebruik van Gods naam begon in de dagen van Adams kleinzoon Enos, zoals te zien is in Genesis 4:26.

Genesis 4:26 26 En ook aan Set werd een zoon geboren, en hij noemde hem Enos. Toen begon men de naam des Heren aan te roepen. (NBG)

Deze bewoording in de NBG verbergt hetgeen in feite plaatsvond. Bullingers Companion Bible geeft ons in Appendix 21 de werkelijke betekenis van dit vers. Volgens de oude joodse commentaren was men opgehouden met het bidden in de naam des Heren (Targum Onkelos) en had men zichzelf afgodsbeelden gemaakt en deze getooid met de naam het Woord Gods (Targum Jonathan). Rashi zegt dat er een ontheiliging was met het aanroepen van de naam des Heren. Het Dabar Jahovah of Woord des Heren was het wezen dat God vertegenwoordigde, zoals wij de Logos functie zien bij Jezus Christus.

Men begreep dat in de dagen van Enos, Adams nakomelingen begonnen met het stichten van de valse godsdienst door Gods naam te geven aan de hemellichamen. Men denkt dat zij begonnen "hun goden" aan te roepen met de naam Jahovah.

Men denkt dat de afgodendienst toen begonnen is. Enos betekent zwak, slap, ziekelijk of ongeneeslijk. Genesis is het boek van het begin. In de dagen van Enos begon men Gods naam ijdel te gebruiken. Van Henoch, de zevende van Adam af is opgetekend dat hij tegen hen profeteerde en hun goddeloze werken (Judas 14, 15).

Afgodendienst verdraait altijd Gods naam. Satan inspireert de mens om in godsdienst zich van God af te keren en richt de godsdienst op zichzelf.

Het afleggen van een eed

Leviticus 19:12 12 Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here. (NBG)

Spreuken 19:28 28 Een nietswaardig getuige spot met het recht, en de mond der goddelozen verslindt onrecht. (NBG)

"Het fundament voor elke wettelijke procedure met betrekking tot het civiel recht ligt duidelijk in het derde gebod, en is zeker ook van toepassing op het gebied van strafrecht."

(Ingram, World Under God’s Law, pagina 46).

De ambtseed, de betrouwbaarheid van getuigen, de stabiliteit van de samenleving inzake een algemene achting voor waarheid, en de hele structuur gebaseerd op enig plichtsbesef, alles hangt samen met het begrip van de zuiverheid of waarheid onder ede (of belofte wanneer de eed gezien wordt als zweren in tegenstelling tot de uitleg van Christus). Waar geen achting voor waarheid is, wanneer men geloften kan afleggen, zonder de bedoeling te hebben zich aan de voorwaarden te houden, dan volgen sociale anarchie en ontaarding. Wanneer er geen vreze Gods is, dan verdwijnt de heiligheid van eden en het fundament van de samenleving verschuift van de waarheid naar de leugen.

De ambtseed van de Kroon of de Presidentiële ambtseed, en iedere andere ambtseed werd in vroegere jaren gezien als voortkomende uit het derde gebod en in feite erdoor in werking gesteld. Door de eed af te leggen, belooft een persoon om de woorden en de verplichtingen ervan te gehoorzamen, net zo als God getrouw is aan Zijn woord. Wanneer overheidsfunctionarissen falen in hun ambtseed, wordt dit gezien als dat zij goddelijk oordeel over zich uitgeroepen hebben en de vloek der wet op hen rust.

In de hedendaagse samenleving is er een volledige minachting voor deze eed. Men kan zien dat de eedsaflegging verworden is tot alleen maar een plechtigheid, een formaliteit die getolereerd wordt. Mensen zweren op de Bijbel, die zij nog niet volledig gelezen hebben, of niet begrijpen, en velen geloven zelfs niet in de geloofwaardigheid van de inhoud ervan.

Misbruik van een eed werd in oude tijden als een zeer ernstig misdrijf beschouwd. Iemand die onbezonnen een eed aflegde om iets te doen, hetzij goed, hetzij kwaad, zonder er zich bewust van te zijn en hij bemerkt het, dan is hij er schuldig aan en moet boete doen voor de zonde die hij gedaan heeft (Leviticus 5:4-7).

Een meineed is een aanval op het leven van de gehele

samenleving. De vloek van meineed wordt weerspiegeld in Psalm 109:17, 18.

Psalm 109:17-18 17 De vloek had hij lief (die kome over hem; de zegen wilde hij niet) die blijve verre van hem; 18 hij bekleedde zich met vloek als met zijn gewaad; die kome als water in zijn binnenste, als olie in zijn gebeente; (NBG)

Exodus 23:1 1 Gij zult geen vals gerucht verbreiden; gij moogt de schuldige niet helpen als misdadig getuige. (NBG)

De juiste toepassing van een eed

Exodus 22:10-11 10 Wanneer iemand aan zijn naaste een ezel of een rund of een stuk kleinvee of welk dier ook, te bewaren geeft en het sterft, of het wordt gewond of geroofd, zonder dat iemand het ziet, 11 dan zal de eed bij de Here tussen hen beslissen, of hij niet zijn hand uitgestoken heeft naar de have van zijn naaste, en de eigenaar zal er genoegen mee nemen, de ander behoeft geen vergoeding te geven. (NBG)

Zacharia 8:16-17 16 Dit moet gij doen: spreekt waarheid onder elkander, oefent eerlijke en heilzame rechtspraak uit in uw poorten; 17 beraamt in uw hart elkanders onheil niet, en hebt geen valse eed lief, want dit alles haat Ik, luidt het woord des Heren. (NBG)

Er zijn zeven dingen die God haat

Spreuken 6:16-19 16 Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: 17 hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, 18 een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, 19 wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders. (NBG)

Leviticus 5:1 1 Wanneer iemand zondigt, in geval hij een overluid gesproken vervloeking hoort en getuige is, hetzij hij het zelf gehoord heeft of het te weten gekomen is, dan draagt hij, indien hij het niet aanbrengt, zijn ongerechtigheid. (NBG)

Leviticus 5:4-5 4 Of wanneer iemand onbezonnen een eed uitspreekt, om iets te doen, hetzij kwaad, hetzij goed, hoe een mens ook maar in een eed onbezonnen spreken kan, zonder er zich van bewust te zijn, en hij bemerkt het, dan is hij schuldig aan een van deze dingen. 5 Wanneer hij nu aan een van deze dingen schuldig is, dan zal hij belijden, waarin hij gezondigd heeft, (NBG)

De boete

Leviticus 5:6-13 6 en aan de Here als boete voor de zonde die hij begaan heeft, een dier van het vrouwelijk geslacht uit het kleinvee, een schaap of een geit, ten zondoffer brengen; zo zal de priester over hem voor zijn zonde verzoening doen. 7 Maar indien zijn draagkracht ontoereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal hij als boete voor de zonde die hij gedaan heeft, twee tortelduiven of twee jonge duiven de Here brengen, een ten zondoffer en een ten brandoffer. 8 Hij zal ze tot de priester brengen, en deze zal het eerst offeren die, welke ten zondoffer bestemd is. En hij zal haar kop van haar nek afknijpen, maar die niet afscheiden. 9 Hij zal van het bloed van het zondoffer tegen de zijde van het altaar sprenkelen, maar wat van het bloed overblijft zal aan de voet van het altaar uitgedrukt worden; het is een zondoffer. 10 En de tweede zal hij als brandoffer bereiden, volgens het voorschrift. Zo zal de priester verzoening over hem doen voor de zonde die hij begaan heeft, en het zal hem vergeven worden. 11 Indien echter zijn draagkracht ontoereikend is voor twee tortelduiven of twee jonge duiven, dan zal hij als offergave voor de zonde die hij gedaan heeft, een tiende efa fijn meel ten zondoffer brengen. Hij zal er geen olie op gieten en er geen wierook bijvoegen, want het is een zondoffer. 12 Hij zal het tot de priester brengen, en de priester zal daarvan een handvol nemen als gedenkoffer en op het altaar in rook doen opgaan op de vuuroffers des Heren; het is een zondoffer. 13 Zo zal de priester verzoening over hem doen voor de zonde die hij in een van deze dingen begaan heeft, en het zal hem vergeven worden. En het zal, evenals het spijsoffer, voor de priester zijn. (NBG)

Het onwetend schenden van de Wet

Deuteronomium 23:21-23 21 Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt gij u bezondigen. 22 Maar, wanneer gij u onthoudt van het doen van een gelofte, bezondigt gij u niet. 23 Wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen; gij hebt immers de Here, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond. (NBG)

Plicht van het gezin en hoofd van het huis

Numeri 30:1-16 1 En Mozes sprak tot de stamhoofden der Israëlieten: Dit is het woord, dat de Here geboden heeft. 2 Wanneer een man de Here een gelofte doet of een eed zweert, waardoor hij een verplichting op zich neemt, dan zal hij zijn woord niet schenden; geheel zoals hij het uitgesproken heeft, zal hij doen. 3 Maar wanneer een vrouw de Here een gelofte gedaan en een verplichting op zich genomen heeft in haars vaders huis in haar jeugd, 4 en haar vader de gelofte en de verplichting die zij op zich heeft genomen, gehoord heeft, maar haar vader tegen haar gezwegen heeft, dan zullen al haar geloften van kracht zijn en elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal van kracht zijn. 5 Indien echter haar vader haar weerstaan heeft, toen hij het hoorde, dan zal geen van de geloften en van de verplichtingen die zij op zich genomen heeft van kracht zijn; en de Here zal het haar vergeven, want haar vader heeft haar weerstaan. 6 Indien zij echter een man toebehoort, terwijl haar geloften of de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft, op haar rusten, 7 en haar man het hoort en tegen haar zwijgt, wanneer hij het hoort, dan zullen haar geloften van kracht zijn en de verplichtingen die zij op zich genomen heeft, zullen ook van kracht zijn. 8 Maar als haar man, toen hij het hoorde, haar weerstaan heeft, dan heeft hij de gelofte die op haar is, en de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft, ongeldig gemaakt; en de Here zal het haar vergeven. 9 Wat de geloften van een weduwe of van een verstoten vrouw betreft, elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal voor haar van kracht zijn. 10 En indien zij een gelofte gedaan heeft in het huis van haar man of onder ede een verplichting op zich genomen heeft, 11 en haar man het gehoord, maar tegen haar gezwegen en haar niet weerstaan heeft, dan zullen al haar geloften van kracht zijn, en elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal van kracht zijn. 12 Indien echter haar man deze nadrukkelijk ongeldig maakt, wanneer hij het hoort, zal niets, wat over haar lippen gekomen is, zowel van haar gelofte als van haar verplichting, van kracht zijn; haar man heeft ze ongeldig gemaakt en de Here zal het haar vergeven. 13 Elke gelofte en elke verplichting onder ede om zichzelf te verootmoedigen, zal haar man kunnen bekrachtigen en haar man zal ze ongeldig kunnen maken. 14 Zwijgt echter haar man van dag tot dag geheel tegen haar, dan bekrachtigt hij al haar geloften of al de verplichtingen die op haar rusten; hij bekrachtigt ze, omdat hij tegen haar zwijgt, wanneer hij het hoort. 15 Maar maakt hij ze nadrukkelijk ongeldig, nadat hij ze gehoord heeft, dan zal hij haar ongerechtigheid dragen. 16 Dit zijn de inzettingen, die de Here Mozes geboden heeft over de verhouding van een man tot zijn vrouw, en van een vader tot zijn dochter in haar jeugd in het huis van haar vader. (NBG)

Deuteronomium 23:21-23 21 Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt gij u bezondigen. 22 Maar, wanneer gij u onthoudt van het doen van een gelofte, bezondigt gij u niet. 23 Wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen; gij hebt immers de Here, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond. (NBG)

Godslastering, misbruik van Gods naam in simpele godslastering

De psalmist vermeldt dat dwazen en de vijanden van Israël Gods naam versmaden en honen (Psalm 74:10-18). De mensen worden om niet meegenomen en verlost door God die spreekt. Gods volk wordt in ballingschap gezonden en lasteren Gods naam. Daarom zal Zijn volk Zijn naam kennen, en dat Hij het is die spreekt (Jesaja 52:5; vgl. Romeinen 2:24).

In het laatst der dagen zullen de mensen Gods naam lasteren en zich niet bekeren om Hem eer te geven (Openbaring 16:9, 11, 21).

Een klassiek voorbeeld van misbruik van Gods naam en gezag in een gewone eed en laster wordt gevonden in 1Koningen 21:10-13 en Handelingen 6:11 e.v. Stefanus vroeg niet of de raad het recht had om hem ter dood te brengen. Hij bad om vergiffenis voor hen allen, omdat zij gehandeld hadden volgens een vals getuigenis, in schending van het derde en negende gebod.

Christus werd vals beschuldigd van godslaster (Matteüs 9:3; 26:65, 66; Johannes 10:36). Hij sprak evenwel ook over de onvergeeflijke zonde van laster tegen de Heilige Geest (Matteüs 12:22-32; Markus 3:22-30). Dit is op zich een ingewikkeld stuk. De Heilige Geest is het noodzakelijke middel voor verlossing in de kracht Gods. Het verzuim om de noodzaak tot behoud te erkennen en de eigen zonden, is in wezen een leugen, en het lasteren van Gods Geest.

Eer anderen die de Naam Gods dragen

Gods gezag wordt uitgebreid tot de geestelijke en de fysieke bestuurders.

Exodus 22:28 28 De goden zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult gij niet verwensen. (NBG)

Het beschimpen van de elohim en de bestuurders van iemands land is het lasteren van Gods naam. Wij zullen hieronder meer over zien. Godslastering en het lasteren van Gods naam wordt vaak in de Bijbel genoemd.

Psalm 74:10 10 Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden? (NBG)

Psalm 74:18 18 Gedenk hieraan; de vijand hoont, o Here, en een verdwaasd volk versmaadt uw naam. (NBG)

Jesaja 52:5-6 5 Thans echter, wat vind Ik hier? luidt het woord des Heren. Want om niet is mijn volk weggevoerd, zijn overheersers maken getier, luidt het woord des Heren, en voortdurend, de gehele dag, wordt mijn naam gelasterd. 6 Daarom zal mijn volk te dien dage mijn naam kennen, dat Ik het ben, die spreek: Zie, hier ben Ik. (NBG)

Het voorbeeld van valse getuigen voor onrechtmatig gewin ziet men in het geval van Nabot. Deze daad schendt het derde en negende gebod, want het is een schending van het negende gebod door de valse getuigen, maar door de onderworpenheid aan het derde gebod wordt het vonnis onrechtvaardig uitgevoerd.

1Koningen 21:10-13 10 Zet voorts twee mannen tegenover hem, nietswaardige lieden, die aldus van hem moeten getuigen: gij hebt God en de koning vaarwel gezegd; voert hem dan naar buiten en stenigt hem, zodat hij sterft. 11 Toen deden de mannen van zijn stad, de oudsten en de edelen, die in zijn stad woonden, zoals Izebel hun had opgedragen, zoals geschreven stond in de brieven die zij hun gezonden had. 12 Zij riepen een vasten uit en zij zetten Nabot op de eerste plaats van het volk. 13 Daarop kwamen de twee mannen, nietswaardige lieden, gingen tegenover hem zitten, en deze nietswaardige lieden getuigden van Nabot ten overstaan van het volk aldus: Nabot heeft God en de koning vaarwel gezegd. Toen voerden zij hem buiten de stad en wierpen stenen op hem, zodat hij stierf. (NBG)

In dit voorbeeld heeft Izebel valse getuigen opgeroepen, zodat Koning Achab de wijngaard van Nabot kon verwerven.

Handelingen 6:8-13 8 En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk. 9 Doch er stonden sommigen op van hen, die waren van de zogenaamde synagoge der Libertijnen, der Cyreneeërs en der Alexandrijnen en van de Joden uit Cilicië en Asia en redetwistten met Stefanus, 10 en zij waren niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan. 11 Toen schoven zij mannen naar voren, die zeiden: Wij hebben hem lasterlijke woorden tegen Mozes en God horen spreken. 12 En zij brachten zowel het volk als de oudsten en de schriftgeleerden in opschudding; en op hem aandringende, sleepten zij hem mede en leidden hem voor de Raad, 13 en voerden valse getuigen aan, die zeiden: Deze mens spreekt onophoudelijk lasterlijke woorden tegen deze heilige plaats en de wet, (NBG)

Hier waren valse getuigen naar voren geschoven om Stefanus van godslastering te beschuldigen. De macht bestond om hem ter dood te brengen, maar werd onrechtmatig toegepast.

Op dezelfde manier trachtten zij Christus te veroordelen, zoals wij gezien hebben. In de meeste gevallen werden de profeten, die naar Israël gezonden waren, vermoord onder verschillende voorwendselen door de priesters en de profeten of de religieuze gemeenschap van die tijd. Meestal was de natie tot zonde vervallen waaraan de religieuze gemeenschap zelf schuldig was en in het algemeen afschuwelijk overspelig.

Matteüs 9:1-7 1 En in een schip gegaan zijnde, stak hij over en hij kwam in zijn eigen stad. En zie, men bracht een verlamde, op een bed liggende, tot hem. 2 En daar Jezus hun geloof zag, zeide hij tot de verlamde: Houd moed, mijn kind, uw zonden worden vergeven. 3 En zie, sommige der schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Deze lastert God. 4 En daar Jezus hun overleggingen kende, zeide hij: Waarom overlegt gij kwaad in uw hart? 5 Want wat is gemakkelijker, te zeggen: uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? 6 Maar, opdat gij weten moogt, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven, toen zeide hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. 7 En hij stond op en ging naar huis. (NBG)

Wanneer Jezus inderdaad de Christus was, dan had hij geen godslastering gesproken. De Hogepriester had dat jaar geprofeteerd, dat iemand moest sterven voor het volk. Hij verwachtte de Christus. Dit is symbolisch in het scheuren van zijn kleed. De hogepriester scheurde nooit zijn kleed. Wat hij toen door deze daad deed was het afscheuren van het priesterschap van Levi in Juda naar Melchizedek in Israël.

Matteüs 26:63-66 63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot hem: ik bezweer u bij de levende God, dat gij ons zegt, of gij zijt de Christus, de Zoon van God. 64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. 65 Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. 66 Wat dunkt u? Zij antwoordden en zeiden: hij is des doods schuldig. (NBG)

Jezus Christus werd vals beschuldigd van godslastering vanwege de onwetendheid van de hoorders ten opzichte van de Schriften. Velen van het hedendaagse Christendom zouden vandaag de dag Christus ter dood brengen, wanneer hij nu tot hen zou komen, omdat de boodschap die hij hen zou geven verschillend zou zijn van hetgeen zij wilden horen, en ook zijn gaan geloven. In de middeleeuwen zou hij op de brandstapel terechtgekomen zijn als zogenaamde Arische Sabbatsvierders vanwege zijn boodschap in de oude Nieuwtestamentische teksten.

Johannes 10:34-36 34 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden? 35 Als Hij hen goden genoemd heeft, tot wie het woord Gods gekomen is, en de Schrift niet kan gebroken worden, 36 zegt gij dan tot hem, die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert, omdat Ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon? (NBG)

Deze boodschap allen al zou hem veroordeeld hebben. Hij werd beschuldigd van te werken door de macht van de Heer der Vliegen, Beëlzebul, de god van Ekron.

Matteüs 12:22-32 22 Toen bracht men een bezetene tot hem, die blind en stom was. En hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag. 23 En al de scharen waren buiten zichzelf en zeiden: Dit is toch niet de Zoon van David? 24 Maar de Farizeeën hoorden het en zeiden: deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de overste der geesten. 25 Maar hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. 26 En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden? 27 En indien ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn. 28 Maar indien ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. 29 Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden? Dan zal hij zijn huis plunderen. 30 Wie met mij niet is, die is tegen mij, en wie met mij niet bijeenbrengt, die verstrooit. 31 Daarom zeg ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. 32 Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de Heilige Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (NBG)

Jezus Christus leerde dat lastering tegen elkaar een vergeeflijke overtreding is, maar dat lastering tegen de Heilige Geest van God de doodstraf tot gevolg heeft. Berouw is een vereiste voor behoud. Erkenning van zonde en de noodzaak van de behoudende genade Gods in de Heilige Geest is de sleutel tot behoud. Het nalaten van berouw is laster tegen de geest.

Openbaring 16:9 9 En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven. (NBG)

Openbaring 16:11 11 en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken. (NBG)

Openbaring 16:21 21 En grote hagel stenen, een talent zwaar, vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot. (NBG)

God lasteren is het tegengestelde van berouw. De wereld heeft zijn eigen zaken geregeld overeenkomstig haar eigen wetten en ordening voor een periode van zesduizend jaar en langer. Zij hebben de aarde gemaakt tot een werkelijk onbewoonbare woestenij en toch wil zij zich niet bekeren en God de eer geven en Zijn wet. Zij gebruiken Zijn naam ijdel door valse regeringssystemen op te zetten.

Leviticus 24:16 16 Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden: de gehele vergadering zal hem stenigen: zowel een vreemdeling als een geboren Israëliet, zal, wanneer hij de Naam lastert, ter dood gebracht worden. (NBG)

God speelt geen spelletjes. God meent wat Hij zegt. De samenleving zal een veilige plaats zijn wanneer deze wet volledig toegepast wordt. Gods Wetsorde kan niet bij stukjes en beetjes gedaan worden. Het kan niet op een ad-hoc basis verwezenlijkt worden of in hapklare brokken. Gods gehele Wetsorde is een volledige ordening, gebaseerd op theoretische geestelijke betrekkingen, die voortkomen uit Zijn wezenlijke natuur. Het wordt niet veroorzaakt door een systeem van waarneembare betrekkingen, die bijkomend genoemd worden. Het is opmerkelijk, voorkomende uit Gods natuur in Zijn Wetsorde. Deze is heilig, rechtvaardig, goed, volmaakt en waarachtig omdat God dit alles is. De verdraaiing van de Wet en het getuigenis gebruiken Zijn naam ijdel.

De opstand van Korach in Numeri 16 laat zien dat God niet altijd degenen die tegen Hem opstaan en Hem lasteren tolereert.

Numeri 16:31-33 31 Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. 33 Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen. (NBG)

Van Gods naam en Gods gezalfde werd kwaad gesproken. God gebruikte dit voorbeeld om de opstandigen af te snijden en als voorbeeld voor anderen die God lasteren. Godslastering is meer dan het onheilig gebruik van Gods naam. Het is lasterende, boosaardige en opstandige taal tegen God en Zijn ordening gericht en tegen hen die in Zijn naam optreden.

De profeet Jeremia werd gehaat door de profeten van Anatot, waarvandaan hij kwam. In het algemeen begint het verrottingsproces in een natie bij de leiders onder hun bediening. In het laatst der dagen zal de godsdienstige hoer haar plaats zo hebben verwoest dat het beest van de menselijke ordening in het laatst der dagen zich tegen de hoer zal keren en deze vernietigen. De hoer heeft de naam van de Levende God zo ijdel gebruikt, dat zij alle geloofwaardigheid die zij gehad mocht hebben, heeft verloren (Vgl. Openbaring 17:16)

Paulus en de wet

Paulus werd voor de hogepriester gebracht. Deze gebeurtenissen zijn een belangrijke les.

Handelingen 23:1-5 1 En Paulus, de ogen op de Raad gericht, zeide: Mannen broeders, ik voor mij heb een volkomen zuiver geweten voor God over mijn gedrag in het openbaar tot op deze dag. 2 Maar de hogepriester Ananias beval hun, die naast hem stonden, hem op de mond te slaan. 3 Toen zeide Paulus tot hem: God moge u slaan, gij gewitte wand! En gij, zit gij over mij recht te spreken naar de wet en beveelt gij tegen de wet mij te slaan? 4 Maar de omstanders zeiden: Scheldt gij de hogepriester Gods uit? 5 En Paulus zeide: Ik wist niet, broeders, dat het de hogepriester was, want er staat geschreven: Van een overste uws volks zult gij geen kwaad spreken. (NBG)

Wat staat in de Wet geschreven dat men geen kwaad spreekt van een overste of vorst van uw volk?

Exodus 22:28 28 De goden zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult gij niet verwensen. (NBG)

De apostel Paulus kende deze Wet. Hem was de Wet geleerd als Farizeeër door Gamaliël. (vgl. Handelingen 5:34),

Handelingen 22:3 3 Ik ben een Jood, te Tarsus in Cilicië geboren, doch in deze stad opgevoed, aan de voeten van Gamaliël opgeleid met nauwgezette inachtneming van de wet onzer vaderen, een ijveraar voor God evenals gij allen heden zijt. (NBG)

Paulus was in werkelijkheid geen Jood. Hij was Benjaminiet (Romeinen 11:1). Dat betekent dat hij van de stam Benjamin was, en niet Juda, maar de term Jood heeft hier een meer algemene betekenis dan van stam. Mozes was geen Jood. Hij was Leviet. Jezus Christus was Jood, die ook verwant was aan Levi. De hogepriester, hoewel Leviet en geen Jood, was niettemin de leider van en Juda en Benjamin en Levi. Dit leiderschap hield op met de verwoesting van de tempel en de verstrooiing.

Paulus wist wat hij doen moest toen hij begrepen had dat hij kwaad gesproken had van Ananias. Hij had tegen een vorst van het volk gesproken, of tegen die gesteld zijn in het gezag van God, hetgeen bij de wet verboden is (Exodus 22:28).

Later zou Paulus aan de Gemeente te Rome schrijven in Romeinen 13:1a:

Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan

Romeinen 13:1-2 1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. 2 Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen. (NBG)

Gods instelling is Gods wet zoals weergegeven in Exodus 22:28. Het is moeilijk voor de mens om deze wet te houden door het machtsmisbruik van deze gezagsdragers, zoals Paulus ook hier heeft ondervonden. Het is heel duidelijk dat al onze mensen in de toekomst beproefd zullen worden op dit punt van de wet wanneer wij te maken krijgen met het machtsmisbruik van deze gezagsdragers.

De heilige gaven

Leviticus 22:1-33 1 De Here sprak tot Mozes: 2 Spreek tot Aäron en zijn zonen, dat zij, om mijn heilige naam niet te ontheiligen, zich in acht nemen ten aanzien van de heilige gaven die de Israëlieten Mij heiligen: Ik ben de Here. 3 Zeg tot hen: Ieder in uw geslachten, die uit al uw nakomelingen nadert tot de heilige gaven die de Israëlieten de Here heiligen, terwijl zijn onreinheid nog aan hem is, die zal van voor mijn aangezicht uitgeroeid worden: Ik ben de Here. 4 Geen van Aärons nakomelingen, die melaats is of een vloeiing heeft, zal eten van de heilige gaven, totdat hij gereinigd is; evenmin hij die iets aanraakt, dat onrein geworden is door een dode, of iemand die een zaaduitstorting heeft, 5 of iemand die enig kruipend gedierte aanraakt, waardoor hij onrein wordt, of een mens, door wie hij onrein wordt, doordat deze een of andere onreinheid aan zich heeft; 6 hij, die zoiets aanraakt, blijft onrein tot de avond en zal niet eten van de heilige gaven, tenzij hij zijn lichaam in water gebaad heeft. 7 En als de zon ondergegaan is, zal hij rein zijn en daarna zal hij van de heilige gaven eten, want het is zijn spijs. 8 Een gestorven of verscheurd dier zal hij niet eten en zich daardoor niet verontreinigen: Ik ben de Here. 9 En zij zullen mijn voorschrift in acht nemen, opdat zij deswege geen zonde op zich laden en daardoor sterven, omdat zij dat ontheiligd hebben: Ik ben de Here, die hen heilig. 10 En geen onbevoegde zal iets heiligs eten, geen inwonende bij de priester of dagloner zal iets heiligs eten. 11 Maar wanneer de priester iemand als eigendom koopt met zijn geld, mag deze daarvan eten, ook zij, die in zijn huis geboren werden, mogen van zijn spijs eten. 12 En wanneer een priesterdochter met iemand, die geen priester is, getrouwd is, dan zal zij van de heffing der heilige gaven niet eten. 13 Wanneer echter een priesterdochter weduwe wordt of verstoten wordt en geen kinderen heeft en teruggekeerd is naar haars vaders huis, zoals in haar jeugd, dan mag zij van de spijs haars vaders eten; maar geen onbevoegde zal daarvan eten. 14 Wanneer nu iemand zonder opzet iets heiligs gegeten heeft, dan zal hij het heilige de priester vergoeden en een vijfde deel erbij voegen. 15 En zij zullen de heilige gaven die de Israëlieten voor de Here heffen, niet ontheiligen, 16 want zij zouden hen alzo zondeschuld doen dragen, wanneer zij hun heilige gaven zouden eten: want Ik ben de Here, die hen heilig. 17 En de Here sprak tot Mozes: 18 Spreek tot Aäron en zijn zonen en tot al de Israëlieten en zeg tot hen: Ieder van het huis Israels en van de vreemdelingen in Israël, die zijn offergave brengt, overeenkomstig al de geloften en vrijwillige offers, die zij de Here als brandoffer willen offeren: 19 het moet, zo gij welgevallig wilt zijn, gaaf wezen, van het mannelijke geslacht van het rundvee, van de schapen en van de geiten. 20 Niets dat enig gebrek heeft, zult gij offeren; want het zou u geen welgevallen doen vinden. 21 Ook wanneer iemand de Here een vredeoffer brengt, om een gelofte te vervullen of als een vrijwillig offer van runderen of van kleinvee, dan zal het gaaf wezen, opdat het welgevallig zij: geen enkel gebrek zal het hebben. 22 Wat blind is of gebroken of een wond, buil, uitslag of huidziekte heeft, dat zult gij de Here niet offeren en daarvan zult gij de Here geen vuuroffer op het altaar geven. 23 Maar een rund of schaap met te lange of te korte leden, dat moogt gij als vrijwillig offer toebereiden, maar als gelofte zal het niet welgevallig zijn. 24 Wat echter door kneuzen, stoten, uitrukken of snijden verminkt is, zult gij de Here niet offeren; dat zult gij in uw land niet doen. 25 Ook uit de hand van een vreemdeling zult gij niets van dat alles uw God als spijze offeren, want zij zijn geschonden, er is een gebrek aan; het zal u niet welgevallig doen zijn.

26 En de Here sprak tot Mozes: 27 Wanneer een rund of schaap of geit geboren wordt, dan zal dat zeven dagen bij zijn moeder blijven, maar van de achtste dag af en daarna zal het als een gave de Here ten vuuroffer welgevallig zijn.

28 Een rund of een stuk kleinvee zult gij niet tegelijk met zijn jong op een dag slachten. 29 En wanneer gij de Here een lofoffer slacht, zult gij het zo slachten, dat gij welgevallen vindt. 30 Op dezelfde dag zal het gegeten worden; niets moogt gij daarvan overlaten tot de morgen: Ik ben de Here. 31 Neemt dan mijn geboden nauwgezet in acht: Ik ben de Here. 32 En ontheiligt mijn heilige naam niet, zodat Ik geheiligd worde in het midden der Israëlieten: Ik ben de Here, die u heilig, 31 die u uit het land Egypte deed trekken, opdat Ik u tot een God zou zijn: Ik ben de Here. (NBG)

Alle gaven zijn de Here heilig, en het brengen van verontreinigde offers is het ijdel gebruiken van Zijn naam.

Dit is de reden van de aanklacht, waar God zegt dat mensen zeggen dat Zijn tafel verontreinigd is, omdat wij zondaars zijn en als levende offers door God zijn verlost.

Rechtvaardige en eerlijke bestraffing

Een voorbeeld voor het vaststellen van de doodstraf vanwege godslastering wordt in het volgende tekstgedeelte gevonden.

Leviticus 24:10-16 10 Eens ging een zoon van een Israëlitische vrouw, die tevens de zoon was van een Egyptisch man onder de Israëlieten, naar buiten, en de zoon van deze Israëlitische en een Israëlitisch man kregen in de legerplaats twist. 11 En de zoon van de Israëlitische vrouw lasterde de Naam en vloekte; toen brachten zij hem tot Mozes. De naam nu van zijn moeder was Selomit, de dochter van Dibri, van de stam Dan. 12 En zij zetten hem in verzekerde bewaring in afwachting van een beslissing op grond van een uitspraak des Heren. 13 Toen sprak de Here tot Mozes: 14 Breng de vloeker buiten de legerplaats, en allen die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen, daarna zal de gehele vergadering hem stenigen. 15 En tot de Israëlieten zult gij zeggen: Een ieder, die zijn God vloekt, zal zijn zonde dragen. 16 Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden: de gehele vergadering zal hem stenigen: zowel een vreemdeling als een geboren Israëliet, zal, wanneer hij de Naam lastert, ter dood gebracht worden. (NBG)

Belangrijk in dit tekstgedeelte is dat Jezus Christus zelf met Israël in de woestijn was. Christus zelf heeft gezegd dat geen mens God ooit gezien heeft of Zijn stem gehoord. Dus Christus heeft zelf de bestraffing in beweging gezet door Mozes en dat laat op zich al zien hoe Christus dacht over de uitvoering ervan.

Deze straf werd opgelegd door Mozes, zoals hem in de woestijn was geleerd, door het wezen dat wij zien als de Messias, de elohim van Israël. Want zij allen volgden de rots in de woestijn en zij allen dronken uit de geestelijke rots en die rots was de Christus (1Korintiërs 10:4).

Daarom maakte de trinitaire kerk in de middeleeuwen het tot een misdaad wanneer men zei dat Christus het wezen was met Israël in de woestijn, als de Engel van Jahovah, of de Engel van de Hoge Raad van Jesaja 9:6 (LXX). Wanneer de Engel der Aanwezigheid Jezus Christus was, dan stond de wet ongeschonden overeind, alsmede de Sabbatten en de Heilige Dagen. Zij gebruikten dus het gezag Gods en Zijn naam ijdel. Zij doodden de martelaren en werden dronken van het bloed der heiligen.

Leviticus 24:23 23 Zo sprak Mozes tot de Israëlieten; toen brachten zij de vloeker buiten de legerplaats en stenigden hem, en de Israëlieten deden gelijk de Here Mozes bevolen had. (NBG)

Gods naam uitspreken in het Hebreeuws

Er zijn enkele groepen onder de Sabbatsvierende kerken van God, die het bevorderen, dat Gods naam alleen in het Hebreeuws kan worden uitgesproken. Zij baseren dit gebruik op een verkeerd begrijpen van Handelingen 4:12.

Handelingen 4:12 12 En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. (NBG)

Sommige van de namen die aangemoedigd worden zijn:

Voor de Allerhoogste God:

YaHVah, Yahu Wey, Yahaweway, Yhwh.

Voor de Messias:

YaHVaHoshea, Yahushua, Yahshua, Yeshua.

De meeste heilige naam groeperingen gebruiken voornamelijk als naam voor de Allerhoogste God Yahweh, en voor de Messias gebruiken zij Yashua.

Het denken kan zo verworden, dat wij met de juiste intonatie de naam van God goed moeten kunnen uitspreken, om behouden te worden. Dit denkbeeld maakt de Almachtige God tot spot, door te beweren dat Hij alleen tot de mens spreekt in het Hebreeuws en niet in een andere taal. Dit denkbeeld negeert het feit dat God de talen verward heeft bij de toren van Babel.

Dit denkbeeld gaat voorbij aan Jesaja 28:11.

Jesaja 28:11 11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: (NBG)

Het gaat ook voorbij aan de verschillende rangen en rollen die door afvaardiging gegeven zijn aan degene, die later gezien wordt als Jezus Christus volgens Jesaja 9:6.

Jesaja 9:6 6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. (NBG)

Het begrip van deze zin kan op een aantal manieren gelezen en begrepen worden. De Septuagint leest de tekst van Jesaja 9:6-7 als volgt:

Jesaja 9:6-7 6 Want een kind is ons geboren en een zoon is ons gegeven, wiens heerschappij op zijn schouder rust, en zijn naam wordt genoemd: Engel van de Grote Raad; want ik zal vrede brengen aan de overheid en gezondheid aan hem. 7 Zijn heerschappij is groot en zijn vrede kent geen grens: op de troon van David en zijn koninkrijk, doordat hij het recht maakt en verwerft door recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here Sebaot zal dit zo doen. (LXX)

In de Hebreeuws tekst staat: Raadgever de God [el] Sterke.

Vandaar is de vertaling in de Septuagint als Engel van de Grote Raad hetgeen begrepen werd.

De bewoording Eeuwige Vader kan niet door de Drie-eenheidleer of het Judaïsme begrepen worden. Het is volledig overgenomen uit de Septuagint. De Hebreeuwse tekst draagt de functie van Eeuwige Vader over op Messias. Er zijn namelijk vele geslachten (vaderschappen) in hemel en op aarde volgens Paulus (Efeziërs 3:14). Men zou kunnen proberen om het Hebreeuws zo te lezen dat de Eeuwige Vader de titel overdraagt, maar dit wordt normaal niet op deze wijze in de teksten en de Septuagint gelezen. Soncino vertaalt de tekst als volgt:

Want een kind is ons geboren,

Een zoon is ons gegeven;

De heerschappij is op zijn schouder,

En zijn naam wordt genoemd

Pele-joez-el-gibbor-

Abdi-ad-sar-shalom

De hele structuur wordt dus gezien als een machtige naam door God gegeven. De Septuagint begreep dat hij de Engel was van het Oude Testament, die de Wet aan Mozes gaf, toen deze opgetekend werd eeuwen vóór Christus. Het hedendaagse Judaïsme probeert dit feit te loochenen en daarom wordt ook de Septuagint geloochend door het na-christelijke rabbinale Judaïsme.

Wij weten dat deze verschillende rollen door afvaardiging zijn vanwege het laatste deel van vers 7b: de ijver van de Here Sebaot zal dit zo doen.

Het denken van de heilige namen groeperingen gaat voorbij aan hetgeen in de Schrift staat opgetekend in Matteüs 1:21, 23.

Vers 21 Zij zal een zoon baren en gij zult hem de naam Jezus [betekenis heiland, verlosser] geven. Want hij is het, die zijn volk zal redden van zijn zonden.

Jezus werd de Heiland door afvaardiging, door een zondeloos leven te leiden, en dan zijn leven als offer brengen: want God is de Heiland.

Judas 25 25 de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheden! Amen. (NBG)

(vgl. het artikel God onze Heiland [198]).

Matteüs 1:23 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel geven, hetgeen betekent: God met ons. (NBG)

Deze Zoon van God, deze Messias, deze Heiland door afvaardiging, werd aangesteld tot Hogepriester naar de ordening van Melchizedek en werd onze Hogepriester bij zijn eerste komst en zal onze Koning worden bij zijn wederkomst.

Door de Messias te beperken tot slechts één naam in het Hebreeuws, wordt het derde gebod geschonden. Men gebruikt Gods naam ijdel. Men beperkt Gods doel en men begrenst Gods plan voor het uiteindelijke behoud van heel de mensheid.

Toen Jezus Christus door zijn discipelen gevraagd werd, hoe zij moesten bidden, Lukas 11:1-4, leerde hij hen om rechtstreeks tot de Vader te bidden. God wordt aangesproken met: "Onze Vader in de hemel".

Hij vertelde hen niet om de Vader alleen in het Hebreeuws aan te spreken.

In het gebed van Jezus Christus zelf tot God in Johannes 17:1-26 zegt hij "Vader". In Matteüs 27:46 zien wij dat toen Jezus Christus aan het hout was, hij tot de Vader in het Aramees riep, hetgeen de normale taal van het volk was, Eli, Eli, lama sabachtani door de Hebreeuwse Schrift aan te halen.

Hij gebruikte geen Hebreeuws om de Vader aan te spreken. Matteüs vermeldt dit omdat hij daar was en het hoorde. Johannes was daar ook. Johannes vermeldt zijn volgende woorden "Het is volbracht".

Het is heel belangrijk dat wij beseffen dat God en Zijn Messias Jezus Christus vele namen hebben.

Het is heel belangrijk dat wij begrijpen dat God verschillende namen heeft en dat deze namen geheiligd moeten worden. Door deze namen alleen in het Hebreeuws te gebruiken wordt Gods naam niet geheiligd. De namen zelf vormen een begrip. De namen die door de Vader op de zoon zijn overgedragen, zijn rangen van macht. Daarom kregen de Engelen, die namens God optraden in het Oude Testament, de naam Jahovah. Hij alleen was bekend als Jahovah der Heerscharen.

In het geheel niet zweren

Wat bedoelde Jezus Christus in de bergrede, toen hij tegen zijn discipelen zei: "in het geheel niet te zweren." Hij had zojuist verteld dat hij niet gekomen was om de wet te ontbinden. Veranderde hij hier een deel van de wet?

Matteüs 5:33-37 33 Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen. 34 Maar ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; 35 bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is; 36 ook bij uw hoofd zult gij niet zweren, omdat gij niet een haar wit kunt maken of zwart. 37 Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze. (NBG)

Matteüs 5:33-37 33 Voorts hebt gij gehoord dat tot de ouden gezegd is: Gij zult geen valsen eed doen, maar den Heer uw eeden houden. 34 Maar ik zeg u volstrekt niet te zweren, noch bij den hemel want hij is Gods troon, 35 noch bij de aarde want zij is zijn voetbank, noch bij Jeruzalem want het is de stad des groten Konings; 36 zweer ook bij uw hoofd niet; want gij kunt niet een haar wit of zwart maken. 37 Uw woord zij: Ja, ja, neen, neen; wat daar bovenuitgaat is uit den Boze. (LEI)

Er zijn twee aspecten aan deze verzen. Het eerste deel bevestigt de wet op eden. Het tweede deel verbiedt het zweren op een luchthartige manier. Wanneer wij mensen horen zeggen "om je de waarheid te zeggen", betekent dit dan dat zij hiervoor niet de waarheid zeiden? Of proberen ze iets te benadrukken, wanneer zij zeggen, "ik mag neervallen als het niet waar is."

De samenleving ten tijde van Christus gebruikte aarde, als Jeruzalem, of hun hoofd om nadruk te verlenen aan hun woorden, op dezelfde wijze als mensen vandaag vloekwoorden gebruiken om hun woorden te benadrukken. De aanwijzingen van Christus aan ons is laat uw woord JA, JA zijn, en NEE, NEE.

Sommige van onze vorige voorgangers hebben ons geleerd om in een gerechtshof in het geheel geen eed af te leggen, gebaseerd op deze woorden "zweert volstrekt niet." Dit is een verkeerde uitleg van deze woorden. De apostel Paulus legde de eed af in een gerechtshof, en dat was juist.

Ruth gebruikte Gods naam in een verklaring toen zij zichzelf aan Naomi toevertrouwde.

Ruth 1:16-17 16 Maar Ruth zeide: Dring er bij mij niet op aan, dat ik u in de steek zou laten, door van u terug te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God; 17 waar gij zult sterven, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Zo moge de Here mij doen, ja nog erger: voorwaar, de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en u. (NBG)

Ruth gebruikte Gods naam in dit voorbeeld op de juiste wijze. Wij moeten dit voorbeeld gebruiken en het op dezelfde wijze toepassen.

Het gebruik van de tong

Het derde gebod legt de nadruk op hetgeen wij zeggen. Onze woorden openbaren onze gedachten; en onze gedachten leiden onze daden. Een principe door Christus gegeven in Lukas 6:43-45.

Lukas 6:43-45 43 Immers, er is geen goede boom, die slechte vrucht voortbrengt, noch ook een slechte boom, die goede vrucht voortbrengt. 44 Want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend. Want van dorens leest men geen vijgen, en van een braamstruik oogst men geen druif. 45 Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort. Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond. (NBG)

De apostel Paulus legt het boosaardige hart van de mensen bloot bij de broeders in Rome. Hij laat de natuur van de mens zien, die verkozen heeft om zich van God af te scheiden.

Romeinen 3:10-18 10 gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet een, 11 er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt; 12 allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet een. 13 Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen; 14 hun mond is van vloek en bitterheid vol; 15 Snel zijn hun voeten om bloed te vergieten, 16 verwoesting en ellende zijn op hun wegen, 17 en de weg des vredes kennen zij niet. 18 De vreze Gods staat hun niet voor ogen. (NBG)

Deze verzen laten zien wie geen achting voor Gods wet hebben.

Jakobus, Christus’ eigen broer, oudste of opziener van de Gemeente te Jeruzalem, woordvoerder van de gemeenteconferentie in Handelingen 15, had veel over het gebruik van de tong op te merken.

Jakobus 1:26 26 Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos. (NBG)

Jakobus 2:5-7 5 Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben? 6 Doch gij hebt de arme smadelijk behandeld. Zijn het niet de rijken, die u geweld aandoen en die u voor de rechtbanken slepen? 7 Zijn zij het niet, die de goede naam, welke over u aangeroepen is, lasteren? (NBG)

Jakobus 3:5-9 5 Zo is ook de tong een klein lid en voert toch een hoge toon. Zie, hoe weinig vuur een groot bos in brand steekt. 6 Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel. 7 Want alle soorten van wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en zeedieren worden bedwongen en zijn bedwongen door de menselijke natuur, 8 maar de tong kan geen mens bedwingen. Zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. 9 Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn: (NBG)

Jakobus 4:11-12 11 Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. 12 Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt? (NBG)

1Petrus 3:10 10 Want: wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; (NBG)

Hier zien wij uit deze Schriften dat God wil dat zijn ware dienstknechten een reine tong hebben. Wij worden geoordeeld op wat wij zeggen. Uit de overvloed des harten spreekt de tong.

Gebed

Gebed tot God is een juiste weg, die al van de vroegste tijden bekend was. Maar gebed kan ook gebruikt worden om te trachten God te manipuleren. Deze poging tot manipulatie is "ijdel". Het schendt het derde gebod. Kerkleiders hebben "vasten" uitgeroepen, wanneer het lichaam in financiële moeilijkheden raakte. Gebeden zijn gedaan voor kerkleiders die de leden tot afvalligheid geleid hebben.

Jesaja 1:15 15 Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed. (NBG)

Valse profetie

God gebruikte profetie en de profeten om het volk voor toekomstige gebeurtenissen te waarschuwen, om de ongehoorzamen op te roepen tot berouw en om te laten zien wat met Israël gebeuren zou, wanneer zij Zijn wetten schenden.

"Valse profetie" is altijd een plaag voor Gods volk geweest. Het verhaal in Numeri 22 van Koning Balak van Moab, die Bileam vroeg om een vervloeking over Israël uit te spreken, laat zien hoe God over valse profeten denkt. God moest door de mond van de ezel spreken om de aandacht van Bileam te krijgen. Valse profetie verkondigen in Gods naam is "ijdelheid" of tevergeefs. Valse denkbeelden en verkeerde uitleg van de Schriften is een enorme plaag geweest voor de Gemeente Gods in deze twintigste eeuw.

De doorsnee zogenaamde Orthodoxe wereld is vol met valse door de mensen gemaakte leerstellingen, die het derde gebod schenden en de Wetten van God aanvallen. Het gebed tot een zogenaamde Maria om een valse Christus te laten middelen is allemaal ijdelheid, en de verzoeken zijn ijdel. Het gebruik van kralen en "gebedsmolens" zijn allemaal nutteloze herhaling en door de Bijbel verboden.

Matteüs 6:7 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. (NBG)

De pogingen om duizenden bijeen te krijgen in een stadion of arena en aan hen te prediken om een valse Christus te aanvaarden is allemaal ijdelheid, en het ijdel gebruik van Gods naam.

Moderne of recentere gezangen in de eredienst, in het bijzonder in de stijl "zoals ik ben", zijn een schending van het derde gebod. Zij tonen geen begrip voor de noodzaak van berouw en zij zijn een vervulling van het "getier en gejoel" van Amos, waarin geprofeteerd werd, dat dit onze plaatsen van samenkomst zou vullen.

De zondagmorgen "prediking over Jezus" is allemaal een ijdel gebruik van Gods naam. De ware Jezus Christus van het Nieuwe Testament zegt in Matteüs 15:9 en in Markus 7:7:

Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

Het hele systeem van de zogenaamde Gospel muziek met de boodschap "Om je hart aan de Heer te geven;" de valse lering van naar de hemel gaan; of je zult voor eeuwig in de hel branden, is niet gebaseerd op enige Schrift van de Levende God. Het kan niet in de Bijbel gevonden worden. Deze denkbeelden zijn allemaal afkomstig van mensen. Zij zijn niet schriftuurlijk. Zij zijn ijdel, vergeefs. Zij dienen geen ander doel dan een angstreligie te verspreiden en het gehele doel en plan van de ene waarachtige God te verbergen. Dat plan zal alle mensen in een relatie tot Hem brengen, door berouw en gehoorzaamheid (vgl. Handelingen 2:38 en Matteüs 7:21)

Het negativisme van de wet

Sommige mensen hebben aangevoerd dat de structuur van de tien geboden negatief is door de bewoording "Gij zult niet". Deze term wordt in Exodus 20 tienmaal gebruikt en tien maal in Deuteronomium 5 toen de geboden gegeven werden.

Maar de tien punten wet is positief in de toepassing. De tien geboden moeten gehoorzaamd worden en zij hebben een regelende invloed op de samenleving als geheel en op iedere persoon in het bijzonder. De wet, wanneer deze gehoorzaamd en toegepast wordt, brengt de "geest" van de mens in onderwerping tot Gods weg. Het doet de mens gehoorzaamheid van binnenuit in zich ontwikkelen. Het leert de mens een manier van "beheersing". Tenzij en totdat de mens leert om zijn hart te beheersen, zal wetteloosheid de overhand hebben.

Het hart van de mens moet bekeerd worden en veranderd, anders zijn de daden van de mens dwaasheid.

Psalm 14:1a 1a De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. (NBG)

Psalm 53:1a 1a De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. (NBG)

Spreuken 14:7 7 Ga de dwaze man uit de weg, want verstandige lippen bemerkt gij daar niet. (NBG)

Spreuken 17:12 12 Laat een van jongen beroofde berin iemand tegenkomen, maar niet een zot in zijn dwaasheid. (NBG)

Spreuken 18:6 6 De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen. (NBG)

Spreuken 13:20 20 Wie met wijzen omgaat, wordt wijs; maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht. (NBG)

Gods wet is vervuld met wijsheid. Gods wet geeft bij gehoorzaamheid begrip. Gods wet is wanneer deze toegepast wordt, positief. De wet heeft positieve gevolgen.

Gods wet is de oplossing voor de onmogelijkheid van de mens om te besturen. Het derde gebod is een groot deel bestuur. God openbaart in Zijn wijsheid Zijn wet. De mensheid moet leren om God te vrezen en vrezen om Zijn wet niet te gehoorzamen.

(vgl. ook Exodus 20:10; Deuteronomium 5:14; Spreuken 1:32; 14:7; 17:12; 10:23; 18:6; 29:11; 13:20; 26:6).

Zweren en aanbidding

Zweren en revolutie

Exodus 20:17 laat de straf zien voor het vervloeken van iemands vader of moeder. De vereisten om de ongehoorzamen in de natie te vervloeken liggen in de tekst van de wet vastgelegd. Geen vervloeking of beschuldiging kan gedaan worden zonder onder de structuur van de wet te zijn. Al dergelijke activiteit is een schending van het derde gebod, evenals van de andere waaronder deze juridisch valt.

Zweren en God dienen

God heeft bij zichzelf gezworen en die eed zal gestand worden. Jesaja 45:23 is profetie.

Jesaja 45:23 23 Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. (NBG)

God verklaart hier dat de geschiedenis zal uitlopen op de aanbidding van Hem, en dat de Goddelijke eed het fundament van iedere samenleving en iedere stam zal zijn.

Micha 6:8 8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God. (NBG)

Deuteronomium 5:11 11 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. (NBG)

Jakobus 5:12 12 Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt. (NBG)

Gods woord en Gods naam zullen niet ledig terugkeren. Het zal niet ijdel gebruikt worden (vgl. Romeinen 14:11).

God heeft in ieder geslacht hen bewaard, die niet gebogen hebben voor dit systeem en het aanvaard hebben maar Hem getrouw gebleven zijn.

1Koningen 19:18 Doch Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft. (NBG)

God heeft Jezus Christus uitverkoren als Zijn gezalfde en iedereen zal voor hem knielen in de naam van God.

Filippenzen 2:10 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, (NBG)

Hetgeen van God gekend kan worden heeft God geopenbaard in de uitverkorenen, die handelen in Zijn naam (Romeinen 1:19-20). In het komende koninkrijk van God zullen de mensen Gods naam niet meer ijdel aanroepen, zoals zij in het verleden gedaan hebben (Genesis 4:26). Hij die aangesteld is tot Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, zal verklaard worden koning der koningen te zijn en zal heersen in de naam van de waarachtige God, die hem gezonden heeft (Johannes 17:3) en geen mond zal meer de naam van God ijdel gebruiken.

q